Artikel 6:6:4 (Onderzoek openbare terechtzitting tenuitvoerlegging)
1. Voor zover niet in dit wetboek anders is bepaald, vindt het onderzoek ter openbare terechtzitting plaats, overeenkomstig het bepaalde in artikel 269.
2. Het openbaar ministerie is bij het onderzoek tegenwoordig en wordt ter zake gehoord.
3. De veroordeelde en, indien daarvan sprake is, degene die met reclasseringstoezicht is belast kunnen bij het onderzoek tegenwoordig zijn en worden alsdan gehoord. De veroordeelde kan zich door een raadsman of, indien de zaak bij de kantonrechter wordt behandeld, door een bijzonder daartoe door de veroordeelde gemachtigde, doen bijstaan.
4. In gevallen waarin de behandeling van de zaak niet gelijktijdig geschiedt met de behandeling van een feit waarvoor de veroordeelde wordt vervolgd, vinden de artikelen 268, tweede en derde lid, 270 tot en met 277, 278, tweede lid, 281, 284, eerste lid, 286 tot en met 297, 299 tot en met 301, 309 tot en met 311, 315, 316, 318, 319, 320, eerste en tweede lid, 322, 324, 325 tot en met 330, 345, eerste en derde lid, en 346 overeenkomstige toepassing.
5. De in het vierde lid genoemde artikelen vinden geen toepassing voor zover deze betrekking hebben op een getuige wiens identiteit niet of slechts ten dele blijkt.
6. Het openbaar ministerie en de veroordeelde zijn bevoegd gedurende het onderzoek wijziging te brengen in de vordering of de conclusie, onderscheidenlijk het verzoek.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voor zover niet in dit wetboek anders is bepaald, vindt het onderzoek ter openbare terechtzitting plaats, overeenkomstig het bepaalde in artikel 269.
Dit betekent letterlijk: Tenzij in dit wetboek een andere regeling is opgenomen, gebeurt het onderzoek tijdens een openbare rechtszitting, en wel volgens de regels die zijn vastgelegd in artikel 269.
2. Het openbaar ministerie is bij het onderzoek tegenwoordig en wordt ter zake gehoord.
Dit betekent letterlijk: Het openbaar ministerie moet aanwezig zijn bij het onderzoek en zal over de betreffende zaak worden gehoord.
3. De veroordeelde en, indien daarvan sprake is, degene die met reclasseringstoezicht is belast kunnen bij het onderzoek tegenwoordig zijn en worden alsdan gehoord. De veroordeelde kan zich door een raadsman of, indien de zaak bij de kantonrechter wordt behandeld, door een bijzonder daartoe door de veroordeelde gemachtigde, doen bijstaan.
Dit betekent letterlijk: De persoon die veroordeeld is en, als dat aan de orde is, de persoon die belast is met het reclasseringstoezicht, mogen bij het onderzoek aanwezig zijn en zullen dan ook gehoord worden. De veroordeelde heeft het recht om zich te laten bijstaan door een advocaat (raadsman) of, als de zaak behandeld wordt door de kantonrechter, door een persoon die door de veroordeelde speciaal daarvoor is gemachtigd.
4. In gevallen waarin de behandeling van de zaak niet gelijktijdig geschiedt met de behandeling van een feit waarvoor de veroordeelde wordt vervolgd, vinden de artikelen 268, tweede en derde lid, 270 tot en met 277, 278, tweede lid, 281, 284, eerste lid, 286 tot en met 297, 299 tot en met 301, 309 tot en met 311, 315, 316, 318, 319, 320, eerste en tweede lid, 322, 324, 325 tot en met 330, 345, eerste en derde lid, en 346 overeenkomstige toepassing.
Dit betekent letterlijk: Als de behandeling van deze specifieke zaak niet op hetzelfde moment plaatsvindt als de behandeling van een strafbaar feit waarvoor de veroordeelde wordt vervolgd, dan zijn de artikelen 268, tweede en derde lid, 270 tot en met 277, 278, tweede lid, 281, 284, eerste lid, 286 tot en met 297, 299 tot en met 301, 309 tot en met 311, 315, 316, 318, 319, 320, eerste en tweede lid, 322, 324, 325 tot en met 330, 345, eerste en derde lid, en 346 op een vergelijkbare manier van toepassing.
5. De in het vierde lid genoemde artikelen vinden geen toepassing voor zover deze betrekking hebben op een getuige wiens identiteit niet of slechts ten dele blijkt.
Dit betekent letterlijk: De artikelen die in het vierde lid zijn opgesomd, zijn niet van toepassing als ze gaan over een getuige van wie de identiteit niet bekend is, of maar voor een deel bekend is.
6. Het openbaar ministerie en de veroordeelde zijn bevoegd gedurende het onderzoek wijziging te brengen in de vordering of de conclusie, onderscheidenlijk het verzoek.
Dit betekent letterlijk: Het openbaar ministerie en de veroordeelde hebben tijdens het onderzoek het recht om hun vordering of conclusie, of hun verzoek, aan te passen.