Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
Eerste afdeeling. Aanhouding en inverzekeringstelling
Artikel 52

Artikel 52 (Bevoegdheid opsporingsambtenaar identiteitsvaststelling staandehouding verdachte)

Laatste versie

Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.

Uitleg in duidelijke taal

Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.

Dit artikel betekent letterlijk dat iedere opsporingsambtenaar bevoegd is de identiteit van de verdachte vast te stellen. Dit vaststellen van de identiteit moet gebeuren op de wijze zoals bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin. De opsporingsambtenaar is tevens bevoegd om de verdachte daartoe – dat wil zeggen, voor het vaststellen van de identiteit – staande te houden.