Terug naar bibliotheek
Vijfde Boek. Internationale en Europese strafrechtelijke samenwerking
Titel 4. Europees onderzoeksbevel
Tweede afdeling. Uitvoering van een Europees onderzoeksbevel
Artikel 5.4.6. (Opschorting van erkenning en uitvoering)

Artikel 5.4.6. (Opschorting van erkenning en uitvoering) (Opschorting erkenning uitvoering Europees onderzoeksbevel)

Laatste versie

1. De officier van justitie kan de erkenning en uitvoering van het Europees onderzoeksbevel opschorten, indien:

a. het belang van een in Nederland lopend strafrechtelijk onderzoek zich verzet tegen de uitvoering van het bevel; b. de stukken, voorwerpen of gegevens waarop het bevel ziet reeds gebruikt worden in een andere gerechtelijke procedure.

2. Indien de officier van justitie de uitvoering van het bevel opschort, geeft hij hiervan onverwijld schriftelijk kennis aan de autoriteiten van de uitvaardigende staat, onder vermelding van de gronden en zo mogelijk van de verwachte duur van de opschorting.

3. Zodra de gronden voor opschorting zijn vervallen, wordt het bevel alsnog uitgevoerd. De officier van justitie stelt de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk in kennis.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2019. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. De officier van justitie kan de erkenning en uitvoering van het Europees onderzoeksbevel opschorten, indien:

Dit betekent dat de officier van justitie de bevoegdheid heeft om de erkenning en de uitvoering van een Europees onderzoeksbevel tijdelijk stop te zetten, onder de volgende voorwaarden:

a. het belang van een in Nederland lopend strafrechtelijk onderzoek zich verzet tegen de uitvoering van het bevel;

Dit betekent dat opschorting mogelijk is als het belang van een strafrechtelijk onderzoek dat in Nederland loopt, de uitvoering van het bevel tegengaat of zich daartegen verzet.

b. de stukken, voorwerpen of gegevens waarop het bevel ziet reeds gebruikt worden in een andere gerechtelijke procedure.

Dit betekent dat opschorting ook mogelijk is wanneer de documenten, objecten of data die het onderwerp zijn van het Europees onderzoeksbevel, al in gebruik zijn voor een andere gerechtelijke procedure.

2. Indien de officier van justitie de uitvoering van het bevel opschort, geeft hij hiervan onverwijld schriftelijk kennis aan de autoriteiten van de uitvaardigende staat, onder vermelding van de gronden en zo mogelijk van de verwachte duur van de opschorting.

Dit houdt in dat als de officier van justitie besluit tot opschorting van de uitvoering van het Europees onderzoeksbevel, hij de autoriteiten van de staat die het bevel heeft uitgevaardigd hierover onmiddellijk (onverwijld) en schriftelijk moet informeren. Deze kennisgeving moet de redenen (gronden) voor de opschorting bevatten en, indien mogelijk, de geschatte periode (verwachte duur) van de opschorting.

3. Zodra de gronden voor opschorting zijn vervallen, wordt het bevel alsnog uitgevoerd. De officier van justitie stelt de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk in kennis.

Dit betekent dat wanneer de redenen (gronden) voor de opschorting niet langer bestaan (zijn vervallen), het Europees onderzoeksbevel alsnog moet worden uitgevoerd. De officier van justitie is verplicht de autoriteiten van de lidstaat die het bevel heeft uitgevaardigd hierover onmiddellijk (onverwijld) en schriftelijk te informeren.