Terug naar bibliotheek
Vijfde Boek. Internationale en Europese strafrechtelijke samenwerking
Titel 4. Europees onderzoeksbevel
Tweede afdeling. Uitvoering van een Europees onderzoeksbevel
Artikel 5.4.3. (Vatbaarheid voor erkenning)

Artikel 5.4.3. (Vatbaarheid voor erkenning) (Voorwaarden erkenning Europees Onderzoeksbevel)

Laatste versie

1. Vatbaar voor erkenning is een Europees onderzoeksbevel dat ten minste de volgende informatie bevat:

a. gegevens over de uitvaardigende autoriteit en, indien van toepassing, de validerende autoriteit; b. het onderwerp en de redenen van het bevel; c. de beschikbare noodzakelijke informatie over de betrokkene(n); d. een beschrijving van het strafbare feit dat het voorwerp vormt van het onderzoek of de strafzaak, alsmede de wettelijke kwalificatie van het feit naar het recht van de uitvaardigende staat; e. een beschrijving van de gevraagde bevoegdheid en het te verkrijgen bewijsmateriaal.

2. Het bevel dient te zijn opgesteld in de Nederlandse of Engelse taal.

3. De officier van justitie zendt het bevel terug indien het bevel is verzonden door een onbevoegde buitenlandse autoriteit.

4. Indien het niet mogelijk is om een beslissing te nemen over erkenning of uitvoering van het bevel omdat het formulier in bijlage A bij richtlijn 2014/41 (richtlijn)/EU onvolledig of onjuist is ingevuld, deelt de officier van justitie dit mede aan de uitvaardigende autoriteit.

5. Indien de officier van justitie redenen heeft om aan te nemen dat het bevel niet noodzakelijk is voor, noch in verhouding staat tot het doel van het in artikel 5.4.1 genoemde onderzoek in de uitvaardigende staat, daarbij rekening houdend met de rechten van de verdachte, danwel dat de in het bevel gevraagde onderzoeksbevoegdheden niet onder dezelfde omstandigheden in een vergelijkbare zaak in de uitvaardigende staat zouden kunnen worden toegepast, kan hij in overleg treden met de uitvaardigende autoriteit over het belang van uitvoering van het bevel.

6. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op een bevel dat ter aanvulling dient van een eerder uitgevaardigd Europees onderzoeksbevel.

Uitleg in duidelijke taal

1. Vatbaar voor erkenning is een Europees onderzoeksbevel dat ten minste de volgende informatie bevat:

Dit lid stelt dat een Europees onderzoeksbevel in aanmerking komt voor erkenning (vatbaar voor erkenning is) als het minimaal (ten minste) de hieronder opgesomde informatie bevat:

a. gegevens over de uitvaardigende autoriteit en, indien van toepassing, de validerende autoriteit;

Dit betreft informatie (gegevens) over de autoriteit die het bevel heeft uitgevaardigd (de uitvaardigende autoriteit) en, als dat relevant is (indien van toepassing), de autoriteit die het bevel heeft goedgekeurd of bevestigd (de validerende autoriteit);

b. het onderwerp en de redenen van het bevel;

Dit verwijst naar het specifieke onderwerp waar het bevel over gaat en de argumenten of gronden (redenen) waarom het bevel is uitgevaardigd;

c. de beschikbare noodzakelijke informatie over de betrokkene(n);

Dit houdt in dat de informatie die nodig en beschikbaar is over de persoon of personen op wie het bevel betrekking heeft (de betrokkene(n)), moet worden verstrekt;

d. een beschrijving van het strafbare feit dat het voorwerp vormt van het onderzoek of de strafzaak, alsmede de wettelijke kwalificatie van het feit naar het recht van de uitvaardigende staat;

Dit vereist een omschrijving (beschrijving) van het delict (strafbare feit) dat wordt onderzocht of waar de strafzaak over gaat (dat het voorwerp vormt van het onderzoek of de strafzaak), en ook de juridische benaming (wettelijke kwalificatie) van dat feit volgens het rechtssysteem van de staat die het bevel heeft uitgevaardigd (de uitvaardigende staat);

e. een beschrijving van de gevraagde bevoegdheid en het te verkrijgen bewijsmateriaal.

Dit betekent een omschrijving van de specifieke onderzoekshandeling of -machtiging (gevraagde bevoegdheid) die wordt verzocht en het bewijs (bewijsmateriaal) dat men daarmee hoopt te verzamelen (te verkrijgen).

2. Het bevel dient te zijn opgesteld in de Nederlandse of Engelse taal.

Dit lid schrijft voor dat het Europees onderzoeksbevel in de Nederlandse taal of in de Engelse taal moet zijn geschreven (opgesteld).

3. De officier van justitie zendt het bevel terug indien het bevel is verzonden door een onbevoegde buitenlandse autoriteit.

Indien het bevel afkomstig is van (verzonden door) een buitenlandse autoriteit die niet de juiste bevoegdheid heeft (een onbevoegde buitenlandse autoriteit), dan stuurt de officier van justitie het bevel retour.

4. Indien het niet mogelijk is om een beslissing te nemen over erkenning of uitvoering van het bevel omdat het formulier in bijlage A bij richtlijn 2014/41 (richtlijn)/EU onvolledig of onjuist is ingevuld, deelt de officier van justitie dit mede aan de uitvaardigende autoriteit.

Als er geen besluit kan worden genomen over het erkennen of uitvoeren van het bevel doordat het standaardformulier, zoals opgenomen in bijlage A van de Europese richtlijn 2014/41/EU, niet volledig of correct is ingevuld, dan informeert (deelt mede) de officier van justitie de autoriteit die het bevel heeft uitgevaardigd (de uitvaardigende autoriteit) hierover.

5. Indien de officier van justitie redenen heeft om aan te nemen dat het bevel niet noodzakelijk is voor, noch in verhouding staat tot het doel van het in artikel 5.4.1 genoemde onderzoek in de uitvaardigende staat, daarbij rekening houdend met de rechten van de verdachte, danwel dat de in het bevel gevraagde onderzoeksbevoegdheden niet onder dezelfde omstandigheden in een vergelijkbare zaak in de uitvaardigende staat zouden kunnen worden toegepast, kan hij in overleg treden met de uitvaardigende autoriteit over het belang van uitvoering van het bevel.

Dit lid stelt dat als de officier van justitie goede gronden (redenen) heeft om te geloven (aan te nemen) dat het bevel niet nodig (noodzakelijk) is voor het onderzoek in de uitvaardigende staat zoals bedoeld in artikel 5.4.1, of dat het bevel niet proportioneel is (niet in verhouding staat tot het doel), waarbij ook de rechten van de verdachte in acht moeten worden genomen, óf als de gevraagde onderzoekshandelingen (onderzoeksbevoegdheden) in de uitvaardigende staat zelf niet zouden kunnen worden toegepast in een soortgelijke situatie, dan kan de officier van justitie contact opnemen (in overleg treden) met de uitvaardigende autoriteit om te bespreken of het belangrijk is (het belang) dat het bevel wordt uitgevoerd.

6. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op een bevel dat ter aanvulling dient van een eerder uitgevaardigd Europees onderzoeksbevel.

Dit lid bepaalt dat de regels uit de voorgaande leden (leden 1 tot en met 5) op dezelfde manier (van overeenkomstige toepassing) gelden voor een bevel dat bedoeld is als een aanvulling op een Europees onderzoeksbevel dat al eerder is uitgevaardigd.