Terug naar bibliotheek
Vijfde Boek. Internationale en Europese strafrechtelijke samenwerking
Titel 4. Europees onderzoeksbevel
Tweede afdeling. Uitvoering van een Europees onderzoeksbevel
Artikel 5.4.2. (Ontvangst, erkenning en uitvoering van het bevel)

Artikel 5.4.2. (Ontvangst, erkenning en uitvoering van het bevel) (Ontvangst, erkenning en uitvoering Europees onderzoeksbevel)

Laatste versie

1. De officier van justitie is bevoegd tot erkenning en uitvoering van een Europees onderzoeksbevel.

2. De officier van justitie stelt de uitvaardigende autoriteit onverwijld, en in ieder geval binnen een week, in kennis van de ontvangst van het bevel, door toezending van het formulier opgenomen in bijlage B bij richtlijn 2014/41 (richtlijn)/EU.

3. Indien een andere Nederlandse autoriteit dan de officier van justitie een bevel ontvangt, zendt zij het bevel onverwijld door aan de officier van justitie en stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan in kennis.

4. De officier van justitie beslist zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen dertig dagen na de ontvangst van het bevel, over de erkenning en uitvoering van het bevel.

5. Indien het bij uitzondering niet mogelijk is om binnen dertig dagen te beslissen, stelt de officier van justitie de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende staat hiervan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en van de voor het nemen van de beslissing nodig geachte tijd. In dat geval kan de termijn voor de beslissing tot erkenning en uitvoering met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.

6. De officier van justitie stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat tevens onverwijld op de hoogte van het feit dat het niet mogelijk is om het bevel uit te voeren op de door de uitvaardigende autoriteit aangegeven specifieke datum.

Uitleg in duidelijke taal

1. De officier van justitie is bevoegd tot erkenning en uitvoering van een Europees onderzoeksbevel.

Dit lid stelt dat de officier van justitie de bevoegdheid heeft om een Europees onderzoeksbevel te erkennen en uit te voeren.

2. De officier van justitie stelt de uitvaardigende autoriteit onverwijld, en in ieder geval binnen een week, in kennis van de ontvangst van het bevel, door toezending van het formulier opgenomen in bijlage B bij richtlijn 2014/41 (richtlijn)/EU.

Dit lid betekent dat de officier van justitie de autoriteit die het bevel heeft uitgevaardigd (de uitvaardigende autoriteit) direct (onverwijld), en hoe dan ook binnen een termijn van een week, moet informeren (in kennis stellen) over de ontvangst van het bevel. Deze kennisgeving gebeurt door het opsturen (toezending) van het formulier dat is opgenomen in bijlage B bij de genoemde EU-richtlijn 2014/41/EU.

3. Indien een andere Nederlandse autoriteit dan de officier van justitie een bevel ontvangt, zendt zij het bevel onverwijld door aan de officier van justitie en stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan in kennis.

Dit lid bepaalt dat wanneer een andere Nederlandse autoriteit dan de officier van justitie een Europees onderzoeksbevel ontvangt, deze autoriteit het bevel direct (onverwijld) moet doorsturen naar de officier van justitie. Tevens moet deze autoriteit de uitvaardigende autoriteit hiervan op de hoogte stellen (in kennis stellen).

4. De officier van justitie beslist zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen dertig dagen na de ontvangst van het bevel, over de erkenning en uitvoering van het bevel.

Dit lid geeft aan dat de officier van justitie zo snel als redelijkerwijs mogelijk is (zo spoedig mogelijk), en in ieder geval niet later dan (uiterlijk) dertig dagen na de ontvangst van het bevel, een beslissing neemt over de erkenning en uitvoering van dat bevel.

5. Indien het bij uitzondering niet mogelijk is om binnen dertig dagen te beslissen, stelt de officier van justitie de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende staat hiervan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en van de voor het nemen van de beslissing nodig geachte tijd. In dat geval kan de termijn voor de beslissing tot erkenning en uitvoering met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.

Dit lid beschrijft de procedure als het in uitzonderlijke gevallen (bij uitzondering) niet haalbaar is om binnen de gestelde termijn van dertig dagen een beslissing te nemen. In een dergelijke situatie moet de officier van justitie de bevoegde autoriteit van de staat die het bevel heeft uitgevaardigd (de uitvaardigende staat) hierover direct (onverwijld) informeren (in kennis stellen). Daarbij moet de officier van justitie de redenen voor de opgelopen vertraging specificeren en een indicatie geven van de tijd die hij of zij verwacht nodig te hebben om alsnog tot een beslissing te komen. De termijn voor het nemen van de beslissing over de erkenning en uitvoering van het bevel kan dan met maximaal (ten hoogste) dertig dagen worden verlengd.

6. De officier van justitie stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat tevens onverwijld op de hoogte van het feit dat het niet mogelijk is om het bevel uit te voeren op de door de uitvaardigende autoriteit aangegeven specifieke datum.

Dit lid voegt toe dat de officier van justitie de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het bevel heeft uitgevaardigd (de uitvaardigende lidstaat) ook direct (onverwijld) moet informeren (op de hoogte stellen) indien het niet mogelijk blijkt te zijn om het bevel uit te voeren op de specifieke datum die door de uitvaardigende autoriteit is aangegeven.