Artikel 5.2.1. (instelling gemeenschappelijk onderzoeksteam) (Instelling gemeenschappelijk onderzoeksteam)
1. Voor zover een verdrag daarin voorziet of ter uitvoering van een kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie, kan de officier van justitie voor een beperkte periode, ten behoeve van het gezamenlijk uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken, tezamen met de bevoegde autoriteiten van andere landen een gemeenschappelijk onderzoeksteam instellen.
2. De instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam wordt door de officier van justitie met de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen schriftelijk overeengekomen.
3. In de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, worden in elk geval het doel, de bestaansperiode, de plaats van vestiging en de samenstelling van het gemeenschappelijke onderzoeksteam, de door Nederlandse ambtenaren op buitenlands grondgebied en de door buitenlandse opsporingsambtenaren op Nederlands grondgebied uit te oefenen opsporingsbevoegdheden alsmede de verplichting voor buitenlandse opsporingsambtenaren om gehoor te geven aan een dagvaarding als bedoeld in artikel 210 of een oproeping als bedoeld in de artikel 260, vastgelegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voor zover een verdrag daarin voorziet of ter uitvoering van een kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie, kan de officier van justitie voor een beperkte periode, ten behoeve van het gezamenlijk uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken, tezamen met de bevoegde autoriteiten van andere landen een gemeenschappelijk onderzoeksteam instellen.
Dit lid bepaalt dat de officier van justitie een gemeenschappelijk onderzoeksteam kan instellen. Dit is toegestaan indien een verdrag hierin voorziet of indien dit gebeurt ter uitvoering van een kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie. Een dergelijk team wordt ingesteld voor een beperkte periode met als doel het gezamenlijk uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken. De instelling geschiedt in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van andere landen.
2. De instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam wordt door de officier van justitie met de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen schriftelijk overeengekomen.
Dit lid stelt dat de instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam formeel moet worden vastgelegd. Dit gebeurt door middel van een schriftelijke overeenkomst tussen de officier van justitie en de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken landen.
3. In de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, worden in elk geval het doel, de bestaansperiode, de plaats van vestiging en de samenstelling van het gemeenschappelijke onderzoeksteam, de door Nederlandse ambtenaren op buitenlands grondgebied en de door buitenlandse opsporingsambtenaren op Nederlands grondgebied uit te oefenen opsporingsbevoegdheden alsmede de verplichting voor buitenlandse opsporingsambtenaren om gehoor te geven aan een dagvaarding als bedoeld in artikel 210 of een oproeping als bedoeld in de artikel 260, vastgelegd.
- Het doel van het gemeenschappelijke onderzoeksteam.
- De periode gedurende welke het team actief zal zijn (bestaansperiode).
- De locatie waar het team gevestigd zal zijn (plaats van vestiging).
- De personen en/of instanties die deel uitmaken van het team (samenstelling).
- De opsporingsbevoegdheden die Nederlandse ambtenaren mogen uitoefenen op het grondgebied van de andere betrokken landen.
- De opsporingsbevoegdheden die buitenlandse opsporingsambtenaren mogen uitoefenen op Nederlands grondgebied.
- De verplichting voor buitenlandse opsporingsambtenaren om te voldoen aan een dagvaarding zoals omschreven in artikel 210 van het Wetboek van Strafvordering, of aan een oproeping zoals omschreven in artikel 260 van datzelfde wetboek.