Artikel 495a (Verschijningsplicht en medebrenging jeugdige verdachte)
1. De verdachte is verplicht in persoon te verschijnen. Bij de dagvaarding wordt hem kennis gegeven dat, indien hij niet aan deze verplichting voldoet, het gerecht zijn medebrenging kan gelasten.
2. Indien de van misdrijf verdachte in gebreke blijft op de terechtzitting te verschijnen, stelt het gerecht, tenzij aanstonds van nietigheid van de dagvaarding, niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of onbevoegdheid van het gerecht blijkt, het onderzoek tot een bepaalde dag uit en beveelt het tevens de medebrenging van de verdachte. Het gerecht kan echter indien van de verdachte geen woon- of verblijfplaats bekend is of op grond van bijzondere omstandigheden het geven van een bevel tot medebrenging achterwege laten.
3. Tegen de verdachte die in gebreke blijft op de terechtzitting te verschijnen, wordt tenzij het gerecht de medebrenging tegen een nader tijdstip gelast, verstek verleend. Het onderzoek wordt daarna voortgezet.
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien ten tijde van de terechtzitting de verdachte inmiddels de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt.
Uitleg in duidelijke taal
1. De verdachte is verplicht in persoon te verschijnen. Bij de dagvaarding wordt hem kennis gegeven dat, indien hij niet aan deze verplichting voldoet, het gerecht zijn medebrenging kan gelasten.
Dit betekent letterlijk dat de verdachte persoonlijk aanwezig moet zijn. In de dagvaarding wordt de verdachte geïnformeerd dat als hij deze verplichting niet nakomt, het gerecht kan bevelen dat hij wordt meegebracht (medebrenging).
2. Indien de van misdrijf verdachte in gebreke blijft op de terechtzitting te verschijnen, stelt het gerecht, tenzij aanstonds van nietigheid van de dagvaarding, niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of onbevoegdheid van het gerecht blijkt, het onderzoek tot een bepaalde dag uit en beveelt het tevens de medebrenging van de verdachte. Het gerecht kan echter indien van de verdachte geen woon- of verblijfplaats bekend is of op grond van bijzondere omstandigheden het geven van een bevel tot medebrenging achterwege laten.
Dit betekent letterlijk: Als de verdachte die van een misdrijf wordt verdacht niet op de terechtzitting verschijnt, dan zal het gerecht het onderzoek uitstellen tot een vastgestelde datum. Tegelijkertijd beveelt het gerecht de medebrenging van de verdachte. Dit gebeurt tenzij onmiddellijk (aanstonds) blijkt dat de dagvaarding nietig is, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is, of het gerecht onbevoegd is. Het gerecht heeft echter de mogelijkheid om geen bevel tot medebrenging te geven als de woon- of verblijfplaats van de verdachte onbekend is, of als er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
3. Tegen de verdachte die in gebreke blijft op de terechtzitting te verschijnen, wordt tenzij het gerecht de medebrenging tegen een nader tijdstip gelast, verstek verleend. Het onderzoek wordt daarna voortgezet.
Dit betekent letterlijk: Tegen de verdachte die niet op de terechtzitting verschijnt, wordt verstek verleend. Dit gebeurt tenzij het gerecht beveelt dat de verdachte op een later tijdstip wordt meegebracht (medebrenging). Na het verlenen van verstek wordt het onderzoek voortgezet.
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien ten tijde van de terechtzitting de verdachte inmiddels de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt.
Dit betekent letterlijk dat de bepalingen in het eerste, tweede en derde lid niet gelden als de verdachte op het moment van de terechtzitting al achttien jaar oud is geworden.