Artikel 472 (Gevolgen gegronde herzieningsaanvraag door Hoge Raad)
1. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het geval, vermeld in artikel 457, eerste lid, onder b, gegrond acht, doet hij bij wijze van herziening de zaak zelf af of beveelt hij de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak en verwijst hij de zaak op de voet van artikel 471, teneinde – met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad – hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven hetzij met vernietiging daarvan recht te doen.
2. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het geval genoemd in artikel 457, eerste lid, onder c, gegrond acht, beveelt hij de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak en verwijst hij de zaak op de voet van artikel 471, teneinde hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven, hetzij met vernietiging daarvan:
a. het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, b. de verdachte vrij te spreken of c. als niet-strafbaar te ontslaan van alle rechtsvervolging, of d. de verdachte opnieuw te veroordelen met toepassing van de minder zware strafbepaling of met oplegging van een lagere straf.
3. Artikel 471, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het geval, vermeld in artikel 457, eerste lid, onder b, gegrond acht, doet hij bij wijze van herziening de zaak zelf af of beveelt hij de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak en verwijst hij de zaak op de voet van artikel 471, teneinde – met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad – hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven hetzij met vernietiging daarvan recht te doen.
Dit betekent letterlijk: Als de Hoge Raad de herzieningsaanvraag die betrekking heeft op de situatie zoals omschreven in artikel 457, eerste lid, onderdeel b, als terecht (gegrond) beschouwt, dan handelt de Hoge Raad de zaak zelf af via herziening, óf de Hoge Raad geeft bevel tot opschorting of schorsing van de uitvoering (tenuitvoerlegging) van de definitieve (onherroepelijke) uitspraak en verwijst de zaak volgens de procedure van artikel 471. Dit verwijzen gebeurt met het doel om – rekening houdend met (met inachtneming van) de uitspraak (het arrest) van de Hoge Raad – óf de onherroepelijke uitspraak te bevestigen (handhaven) óf de onherroepelijke uitspraak te vernietigen en opnieuw een beslissing te nemen (recht te doen).
2. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het geval genoemd in artikel 457, eerste lid, onder c, gegrond acht, beveelt hij de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak en verwijst hij de zaak op de voet van artikel 471, teneinde hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven, hetzij met vernietiging daarvan:
Dit betekent letterlijk: Als de Hoge Raad de herzieningsaanvraag die betrekking heeft op de situatie zoals genoemd in artikel 457, eerste lid, onderdeel c, als terecht (gegrond) beschouwt, dan geeft de Hoge Raad bevel tot opschorting of schorsing van de uitvoering (tenuitvoerlegging) van de definitieve (onherroepelijke) uitspraak en verwijst de zaak volgens de procedure van artikel 471. Dit verwijzen gebeurt met het doel om óf de onherroepelijke uitspraak te bevestigen (handhaven), óf de onherroepelijke uitspraak te vernietigen en vervolgens een van de volgende beslissingen te nemen:
a. het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren,
Dit betekent: het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vervolging.
b. de verdachte vrij te spreken of
Dit betekent: de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.
c. als niet-strafbaar te ontslaan van alle rechtsvervolging, of
Dit betekent: de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat de daad of de dader niet strafbaar is.
d. de verdachte opnieuw te veroordelen met toepassing van de minder zware strafbepaling of met oplegging van een lagere straf.
Dit betekent: de verdachte opnieuw te veroordelen, maar dan met toepassing van een strafbepaling die minder zwaar is, of met het opleggen van een lagere straf.
3. Artikel 471, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent letterlijk: Artikel 471, derde lid, geldt op eenzelfde manier (is van overeenkomstige toepassing) in deze situatie.