Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VI. Behandeling van de zaak door de rechtbank
Vierde afdeeling. Beraadslaging en uitspraak
Artikel 361a

Artikel 361a (Beraadslaging en beslissing vordering tenuitvoerlegging 14a-straf)

Laatste versie

Heeft de officier van justitie tevens een vordering ingediend tot het gelasten van gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een met toepassing van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht opgelegde straf, dan beraadslaagt de rechtbank mede over haar bevoegdheid om over de vordering te oordelen, over de ontvankelijkheid van de officier van justitie en over de gegrondheid van de vordering. Het vonnis houdt alsdan, tenzij onbevoegdheid van de rechtbank om over de vordering te oordelen of niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt uitgesproken, ook de beslissing van de rechtbank over de vordering in.

Uitleg in duidelijke taal

Heeft de officier van justitie tevens een vordering ingediend tot het gelasten van gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een met toepassing van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht opgelegde straf, dan beraadslaagt de rechtbank mede over haar bevoegdheid om over de vordering te oordelen, over de ontvankelijkheid van de officier van justitie en over de gegrondheid van de vordering. Het vonnis houdt alsdan, tenzij onbevoegdheid van de rechtbank om over de vordering te oordelen of niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt uitgesproken, ook de beslissing van de rechtbank over de vordering in.

Dit artikel regelt de situatie waarin de officier van justitie, naast de hoofdzaak, een vordering indient om een eerder met toepassing van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht opgelegde straf geheel of gedeeltelijk ten uitvoer te leggen. In dat geval beraadslaagt de rechtbank over drie punten: haar bevoegdheid om over de vordering te oordelen, de ontvankelijkheid van de officier van justitie, en de gegrondheid van de vordering. Het vonnis dat volgt, moet dan ook de beslissing van de rechtbank over de vordering bevatten, tenzij de rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om over de vordering te oordelen of dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vordering.