Artikel 29 (Pressieverbod en cautie bij verhoor verdachte)
1. In alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, onthoudt de verhorende rechter of ambtenaar zich van alles wat de strekking heeft een verklaring te verkrijgen waarvan niet kan worden gezegd dat zij in vrijheid is afgelegd.
2. De verdachte is niet tot antwoorden verplicht. Voor de aanvang van het verhoor wordt de verdachte medegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht. Deze mededeling wordt in het proces-verbaal opgenomen.
Uitleg in duidelijke taal
1. In alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, onthoudt de verhorende rechter of ambtenaar zich van alles wat de strekking heeft een verklaring te verkrijgen waarvan niet kan worden gezegd dat zij in vrijheid is afgelegd.
Dit betekent dat in elke situatie waarin een persoon als verdachte wordt ondervraagd, de rechter of ambtenaar die het verhoor afneemt, zich moet onthouden van elke handeling die bedoeld is om een verklaring te verkrijgen die niet als vrijwillig afgelegd kan worden beschouwd. De verhorende persoon mag dus geen druk uitoefenen of methoden gebruiken die de vrije wil van de verdachte beïnvloeden.
2. De verdachte is niet tot antwoorden verplicht. Voor de aanvang van het verhoor wordt de verdachte medegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht. Deze mededeling wordt in het proces-verbaal opgenomen.
Dit lid stelt vast dat de verdachte het recht heeft om te zwijgen; hij of zij is niet verplicht om vragen te beantwoorden. Het is verplicht dat de verdachte, voordat het verhoor start, op de hoogte wordt gebracht van dit recht om niet te antwoorden (de cautie). Het feit dat deze mededeling aan de verdachte is gedaan, moet schriftelijk worden vastgelegd in het officiële verslag van het verhoor, het proces-verbaal.