Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel II. De verdachte
Artikel 27e

Artikel 27e (Recht op kennisgeving vrijheidsbeneming)

Laatste versie

1. Op verzoek van de aangehouden verdachte geeft de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek, onverwijld kennis van diens vrijheidsbeneming aan ten minste een door de verdachte aangeduide persoon.

2. Op verzoek van de aangehouden verdachte die niet de Nederlandse nationaliteit heeft, geeft de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beslist om de verdachte op te houden voor onderzoek, onverwijld kennis van diens vrijheidsbeneming aan de consulaire post van de staat waarvan de verdachte de nationaliteit heeft.

3. De hulpofficier van justitie kan de in het eerste lid bedoelde kennisgeving uitstellen voor zover en voor zolang als dit wordt gerechtvaardigd door een dringende noodzaak om:

a. ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen of b. te voorkomen dat aanzienlijke schade aan het onderzoek kan worden toegebracht.

4. De in het derde lid bedoelde beslissing en de gronden waarop deze berust, worden in het proces-verbaal vermeld.

Uitleg in duidelijke taal

1. Op verzoek van de aangehouden verdachte geeft de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek, onverwijld kennis van diens vrijheidsbeneming aan ten minste een door de verdachte aangeduide persoon.

Dit betekent dat wanneer een verdachte is aangehouden, de hulpofficier van justitie die tijdens de voorgeleiding opdracht geeft (beveelt) dat de verdachte langer moet worden vastgehouden voor onderzoek, op verzoek van deze verdachte, direct (onverwijld) minstens één persoon die door de verdachte is aangewezen, moet informeren over het feit dat de verdachte van zijn vrijheid is beroofd (vrijheidsbeneming).

2. Op verzoek van de aangehouden verdachte die niet de Nederlandse nationaliteit heeft, geeft de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beslist om de verdachte op te houden voor onderzoek, onverwijld kennis van diens vrijheidsbeneming aan de consulaire post van de staat waarvan de verdachte de nationaliteit heeft.

Dit houdt in dat als een aangehouden verdachte niet de Nederlandse nationaliteit bezit, de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding besluit de verdachte vast te houden voor onderzoek, op verzoek van deze verdachte, direct (onverwijld) de consulaire post (de diplomatieke vertegenwoordiging) van het land waarvan de verdachte staatsburger is, moet informeren over diens vrijheidsbeneming.

3. De hulpofficier van justitie kan de in het eerste lid bedoelde kennisgeving uitstellen voor zover en voor zolang als dit wordt gerechtvaardigd door een dringende noodzaak om:

De hulpofficier van justitie heeft de bevoegdheid om de kennisgeving die in het eerste lid wordt genoemd, uit te stellen. Dit uitstel is alleen toegestaan voor de duur en in de mate waarin dit noodzakelijk is (gerechtvaardigd wordt) vanwege een dringende noodzaak om een van de volgende redenen:

a. ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen of

Dit betekent: om te verhinderen dat er ernstige nadelige gevolgen ontstaan voor het leven, de vrijheid of de lichamelijke onschendbaarheid (fysieke integriteit) van een persoon, of

b. te voorkomen dat aanzienlijke schade aan het onderzoek kan worden toegebracht.

Dit betekent: om te verhinderen dat het onderzoek aanzienlijke schade oploopt (kan worden toegebracht).

4. De in het derde lid bedoelde beslissing en de gronden waarop deze berust, worden in het proces-verbaal vermeld.

De beslissing om de kennisgeving uit te stellen, zoals omschreven in het derde lid, en de redenen (gronden) die aan deze beslissing ten grondslag liggen (waarop deze berust), moeten schriftelijk worden vastgelegd (vermeld) in het proces-verbaal.