Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel II. De verdachte
Artikel 27d

Artikel 27d (Mededeling status getuige of verdachte)

Laatste versie

1. De opsporingsambtenaar die een persoon uitnodigt om een verklaring af te leggen, deelt daarbij mee of deze als getuige of als verdachte wordt gehoord.

2. Indien ten aanzien van een als getuige gehoorde persoon gedurende het verhoor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ontstaat als bedoeld in artikel 27, eerste lid, doet de verhorende opsporingsambtenaar, indien deze het verhoor wil voortzetten, aan deze persoon de in artikel 27c, eerste en tweede lid, genoemde mededelingen.

Uitleg in duidelijke taal

1. De opsporingsambtenaar die een persoon uitnodigt om een verklaring af te leggen, deelt daarbij mee of deze als getuige of als verdachte wordt gehoord.

Dit betekent dat wanneer een opsporingsambtenaar een persoon uitnodigt om een verklaring te komen afleggen, de opsporingsambtenaar daarbij moet meedelen of deze persoon als getuige of als verdachte zal worden gehoord.

2. Indien ten aanzien van een als getuige gehoorde persoon gedurende het verhoor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ontstaat als bedoeld in artikel 27, eerste lid, doet de verhorende opsporingsambtenaar, indien deze het verhoor wil voortzetten, aan deze persoon de in artikel 27c, eerste en tweede lid, genoemde mededelingen.

Dit houdt in dat als er gedurende het verhoor van een persoon die als getuige wordt gehoord, een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ontstaat zoals omschreven in artikel 27, eerste lid, de opsporingsambtenaar die het verhoor afneemt, aan deze persoon de mededelingen moet doen die genoemd zijn in artikel 27c, eerste en tweede lid, indien de opsporingsambtenaar het verhoor wil voortzetten.