Artikel 151b (Bevel afname celmateriaal DNA-onderzoek)
1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bevelen dat van de verdachte van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, tegen wie ernstige bezwaren bestaan, celmateriaal wordt afgenomen ten behoeve van een DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 151a, eerste lid, indien hij zijn schriftelijke toestemming weigert. Artikel 151a, tweede en vierde tot en met tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. De officier van justitie geeft het bevel niet dan nadat de verdachte in de gelegenheid is gesteld, te worden gehoord. De verdachte is bevoegd zich bij het horen door een raadsman te doen bijstaan.
3. Het bevel wordt ten uitvoer gelegd door afname van wangslijmvlies. Indien afname van wangslijmvlies om bijzondere geneeskundige redenen of vanwege het verzet van de verdachte onwenselijk is dan wel geen geschikt celmateriaal oplevert, wordt bloed afgenomen of worden haarwortels afgenomen, zo nodig met behulp van de sterke arm. Het celmateriaal wordt door een arts of een verpleegkundige afgenomen. In bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen kan het celmateriaal worden afgenomen door een persoon die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.
4. Het bevel, onderscheidenlijk de tenuitvoerlegging dan wel de verdere tenuitvoerlegging daarvan kan achterwege blijven indien zich naar het oordeel van de officier van justitie zwaarwegende redenen voordoen om het DNA-onderzoek aan ander celmateriaal te laten plaatsvinden, dan wel de verdachte schriftelijk toestemt in de afname van celmateriaal. In geval van zwaarwegende redenen kan het DNA-onderzoek worden verricht aan celmateriaal op voorwerpen, die van de verdachte in beslag genomen zijn, of aan celmateriaal, dat op andere wijze verkregen is.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels omtrent de wijze van uitvoering van dit artikel gegeven. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bevelen dat van de verdachte van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, tegen wie ernstige bezwaren bestaan, celmateriaal wordt afgenomen ten behoeve van een DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 151a, eerste lid, indien hij zijn schriftelijke toestemming weigert. Artikel 151a, tweede en vierde tot en met tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de officier van justitie, als dit in het belang van het onderzoek is, een bevel kan geven om celmateriaal af te nemen van een verdachte. Dit bevel kan worden gegeven als het gaat om een verdachte van een misdrijf zoals omschreven in artikel 67, eerste lid, en er ernstige bezwaren tegen deze verdachte bestaan. De afname van celmateriaal gebeurt ten behoeve van een DNA-onderzoek zoals bedoeld in artikel 151a, eerste lid. Dit bevel kan worden uitgevaardigd indien de verdachte zijn schriftelijke toestemming voor de afname weigert. Verder zijn de bepalingen van artikel 151a, specifiek het tweede lid en de leden vier tot en met tien, op een gelijke of vergelijkbare manier van toepassing (van overeenkomstige toepassing).
2. De officier van justitie geeft het bevel niet dan nadat de verdachte in de gelegenheid is gesteld, te worden gehoord. De verdachte is bevoegd zich bij het horen door een raadsman te doen bijstaan.
Dit houdt in dat de officier van justitie het bevel tot afname van celmateriaal pas mag geven nadat de verdachte de mogelijkheid (gelegenheid) heeft gekregen om hierover zijn of haar kant van het verhaal te doen (te worden gehoord). De verdachte heeft het recht (is bevoegd) om zich tijdens dit horen te laten assisteren (bijstaan) door een advocaat (raadsman).
3. Het bevel wordt ten uitvoer gelegd door afname van wangslijmvlies. Indien afname van wangslijmvlies om bijzondere geneeskundige redenen of vanwege het verzet van de verdachte onwenselijk is dan wel geen geschikt celmateriaal oplevert, wordt bloed afgenomen of worden haarwortels afgenomen, zo nodig met behulp van de sterke arm. Het celmateriaal wordt door een arts of een verpleegkundige afgenomen. In bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen kan het celmateriaal worden afgenomen door een persoon die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.
Dit betekent dat het bevel tot afname van celmateriaal wordt uitgevoerd door wangslijmvlies af te nemen. Mocht de afname van wangslijmvlies niet wenselijk zijn vanwege specifieke medische (bijzondere geneeskundige) redenen, of omdat de verdachte zich hiertegen verzet, of als deze methode geen bruikbaar (geschikt) celmateriaal oplevert, dan wordt er bloed afgenomen of worden haarwortels verwijderd. Indien nodig kan hierbij dwang worden toegepast door de politie (met behulp van de sterke arm). De afname van het celmateriaal wordt verricht door een arts of een verpleegkundige. In gevallen die nader worden bepaald in een algemene maatregel van bestuur, kan het celmateriaal ook worden afgenomen door een persoon die voldoet aan de eisen die in of op grond van (krachtens) die algemene maatregel van bestuur zijn vastgesteld.
4. Het bevel, onderscheidenlijk de tenuitvoerlegging dan wel de verdere tenuitvoerlegging daarvan kan achterwege blijven indien zich naar het oordeel van de officier van justitie zwaarwegende redenen voordoen om het DNA-onderzoek aan ander celmateriaal te laten plaatsvinden, dan wel de verdachte schriftelijk toestemt in de afname van celmateriaal. In geval van zwaarwegende redenen kan het DNA-onderzoek worden verricht aan celmateriaal op voorwerpen, die van de verdachte in beslag genomen zijn, of aan celmateriaal, dat op andere wijze verkregen is.
Dit betekent dat het bevel tot afname, of de (verdere) uitvoering van dat bevel, niet hoeft door te gaan (achterwege kan blijven) als er naar het oordeel van de officier van justitie zeer gewichtige (zwaarwegende) redenen zijn om het DNA-onderzoek uit te voeren met ander celmateriaal. Het bevel of de uitvoering kan ook achterwege blijven als de verdachte alsnog schriftelijk toestemming geeft voor de afname van celmateriaal. Wanneer er sprake is van zulke zwaarwegende redenen, kan het DNA-onderzoek worden gedaan met celmateriaal dat is aangetroffen op voorwerpen die van de verdachte in beslag zijn genomen, of met celmateriaal dat op een andere manier is verkregen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels omtrent de wijze van uitvoering van dit artikel gegeven. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.
Dit stelt dat er door middel van een algemene maatregel van bestuur (AMvB), of op basis van de bevoegdheid die door een AMvB is gegeven (krachtens), meer gedetailleerde (nadere) regels zullen worden vastgesteld over de manier (wijze) waarop dit artikel moet worden uitgevoerd. Het officiële voorstel (de voordracht) voor een AMvB die op grond van de eerste zin van dit lid wordt opgesteld, wordt niet eerder ingediend (gedaan) dan vier weken nadat het concept (ontwerp) van deze AMvB is voorgelegd (overgelegd) aan zowel de Eerste als de Tweede Kamer (beide kamers van de Staten-Generaal).