Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
Zevende afdeling. Doorzoeking ter vastlegging van gegevens
Artikel 125p

Artikel 125p (Bevel ontoegankelijkmaking gegevens communicatiedienst)

Laatste versie

1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie aan een aanbieder van een communicatiedienst als bedoeld in artikel 138g het bevel richten om terstond alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om bepaalde gegevens die worden opgeslagen of doorgegeven, ontoegankelijk te maken, voor zover dit noodzakelijk is ter beëindiging van een strafbaar feit of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.

2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, is schriftelijk en vermeldt:

a. het strafbare feit; b. de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat ontoegankelijkmaking van de gegevens noodzakelijk is om het strafbare feit te beëindigen of nieuwe strafbare feiten te voorkomen; c. welke gegevens ontoegankelijk moeten worden gemaakt.

3. Artikel 125o, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gegeven na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. De rechter-commissaris stelt de aanbieder tot wie het bevel is gericht in de gelegenheid te worden gehoord. De aanbieder is bevoegd zich bij het horen door een raadsman te doen bijstaan.

5. Degene tot wie het bevel, bedoeld in het eerste lid, is gericht neemt in het belang van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent al hetgeen hem ter zake van het bevel bekend is.

Uitleg in duidelijke taal

1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie aan een aanbieder van een communicatiedienst als bedoeld in artikel 138g het bevel richten om terstond alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om bepaalde gegevens die worden opgeslagen of doorgegeven, ontoegankelijk te maken, voor zover dit noodzakelijk is ter beëindiging van een strafbaar feit of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.

Dit betekent dat, indien er een verdenking bestaat van een misdrijf zoals beschreven in artikel 67, eerste lid (van het Wetboek van Strafvordering), de officier van justitie een bevel kan geven aan een aanbieder van een communicatiedienst (zoals gedefinieerd in artikel 138g). Dit bevel houdt in dat de aanbieder onmiddellijk (terstond) alle maatregelen moet treffen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden om specifieke gegevens, die worden opgeslagen of doorgegeven, niet langer toegankelijk te maken. Dit mag alleen gebeuren als het ontoegankelijk maken noodzakelijk is om een lopend strafbaar feit te stoppen of om te voorkomen dat nieuwe strafbare feiten worden gepleegd.

2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, is schriftelijk en vermeldt:

Dit houdt in dat het bevel, zoals genoemd in het eerste lid, op schrift moet staan en de volgende informatie moet bevatten:

a. het strafbare feit;

Dit betreft een omschrijving van het specifieke strafbare feit waarop de verdenking rust.

b. de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat ontoegankelijkmaking van de gegevens noodzakelijk is om het strafbare feit te beëindigen of nieuwe strafbare feiten te voorkomen;

Dit omvat een beschrijving van de feiten en omstandigheden die aantonen waarom het ontoegankelijk maken van de gegevens vereist is om het strafbare feit te stoppen of om te verhinderen dat er nieuwe strafbare feiten plaatsvinden.

c. welke gegevens ontoegankelijk moeten worden gemaakt.

Dit specificeert exact welke gegevens niet langer toegankelijk mogen zijn.

3. Artikel 125o, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat de bepalingen uit het tweede en derde lid van artikel 125o op een vergelijkbare manier gelden voor dit bevel.

4. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gegeven na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. De rechter-commissaris stelt de aanbieder tot wie het bevel is gericht in de gelegenheid te worden gehoord. De aanbieder is bevoegd zich bij het horen door een raadsman te doen bijstaan.

Dit houdt in dat het bevel, zoals genoemd in het eerste lid, alleen mag worden uitgevaardigd nadat de rechter-commissaris hiervoor vooraf schriftelijke toestemming (machtiging) heeft verleend. Deze machtiging wordt verleend op verzoek (vordering) van de officier van justitie. Voordat de rechter-commissaris beslist, geeft hij de aanbieder aan wie het bevel gericht is, de kans om zijn kant van het verhaal te doen (gehoord te worden). De aanbieder heeft het recht om zich tijdens dit horen te laten bijstaan door een advocaat (raadsman).

5. Degene tot wie het bevel, bedoeld in het eerste lid, is gericht neemt in het belang van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent al hetgeen hem ter zake van het bevel bekend is.

Dit betekent dat de persoon of instantie aan wie het bevel, zoals genoemd in het eerste lid, is gericht, verplicht is om alles wat hem in verband met dit bevel bekend is, geheim te houden. Dit is in het belang van het lopende onderzoek.