Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
Zevende afdeling. Doorzoeking ter vastlegging van gegevens
Artikel 125k

Artikel 125k (Bevel toegang geautomatiseerde werken beveiliging)

Laatste versie

1. Voor zover het belang van het onderzoek dit bepaaldelijk vordert, kan indien toepassing is gegeven aan artikel 125i of artikel 125j tot degeen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij kennis draagt van de wijze van beveiliging van een geautomatiseerd werk, het bevel worden gericht toegang te verschaffen tot de aanwezige geautomatiseerde werken of delen daarvan. Degeen tot wie het bevel is gericht, dient desgevraagd hieraan gevolg te geven door de kennis omtrent de beveiliging ter beschikking te stellen.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien in een geautomatiseerd werk versleutelde gegevens worden aangetroffen. Het bevel richt zich tot degeen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij kennis draagt van de wijze van versleuteling van deze gegevens.

3. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt niet gegeven aan de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Voor zover het belang van het onderzoek dit bepaaldelijk vordert, kan indien toepassing is gegeven aan artikel 125i of artikel 125j tot degeen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij kennis draagt van de wijze van beveiliging van een geautomatiseerd werk, het bevel worden gericht toegang te verschaffen tot de aanwezige geautomatiseerde werken of delen daarvan. Degeen tot wie het bevel is gericht, dient desgevraagd hieraan gevolg te geven door de kennis omtrent de beveiliging ter beschikking te stellen.

Dit lid bepaalt dat, wanneer het belang van het onderzoek dit specifiek vereist en reeds toepassing is gegeven aan artikel 125i (doorzoeking van plaatsen ter vastlegging van gegevens) of artikel 125j (doorzoeking van geautomatiseerde werken ter vastlegging van gegevens), een bevel kan worden gericht tot een persoon. Dit bevel kan worden gegeven aan degene van wie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij weet hoe een geautomatiseerd werk is beveiligd. Het bevel houdt in dat deze persoon toegang moet verlenen tot de aanwezige geautomatiseerde werken of gedeelten daarvan. De persoon aan wie het bevel is gericht, is verplicht om, als daarom wordt gevraagd, hieraan te voldoen door zijn kennis over de beveiliging beschikbaar te maken.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien in een geautomatiseerd werk versleutelde gegevens worden aangetroffen. Het bevel richt zich tot degeen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij kennis draagt van de wijze van versleuteling van deze gegevens.

Dit lid stelt dat de bepalingen van het eerste lid op een gelijke manier van toepassing zijn als er in een geautomatiseerd werk versleutelde (geëncrypteerde) gegevens worden gevonden. In dat geval wordt het bevel gericht tot de persoon van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij kennis heeft van de methode waarmee deze gegevens zijn versleuteld.

3. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt niet gegeven aan de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid specificeert dat het bevel om toegang te verschaffen, zoals omschreven in het eerste lid, niet aan de verdachte wordt gegeven. Bovendien is artikel 96a, derde lid (dat betrekking heeft op het verschoningsrecht van bepaalde personen om geen medewerking te verlenen die tot hun eigen veroordeling kan leiden), op een vergelijkbare wijze van toepassing.