Artikel 395 (Insubordinatie aan boord Nederlands schip)
1. De opvarende van een Nederlands schip of zeevissersschip die aan boord de schipper, of de schepeling die aan boord of in dienst een meerdere in rang feitelijk aanrandt, zich met geweld of bedreiging met geweld tegen hem verzet of hem opzettelijk van zijn vrijheid van handelen berooft, wordt, als schuldig aan insubordinatie, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. De schuldige wordt gestraft:
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben; 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden of geldboete van de vijfde categorie, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben; 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien zij de dood ten gevolge hebben.
Uitleg in duidelijke taal
1. De opvarende van een Nederlands schip of zeevissersschip die aan boord de schipper, of de schepeling die aan boord of in dienst een meerdere in rang feitelijk aanrandt, zich met geweld of bedreiging met geweld tegen hem verzet of hem opzettelijk van zijn vrijheid van handelen berooft, wordt, als schuldig aan insubordinatie, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Dit betekent letterlijk: De persoon die zich aan boord bevindt (opvarende) van een Nederlands schip of een Nederlands zeevissersschip en die aan boord de schipper, of een ander bemanningslid (schepeling) die aan boord of in de uitoefening van zijn dienst een hogere rang heeft, daadwerkelijk (feitelijk) aanvalt (aanrandt), of die zich met gebruik van geweld of met de dreiging van geweld tegen deze meerdere verzet, of die deze meerdere opzettelijk de mogelijkheid ontneemt om vrij te handelen (van zijn vrijheid van handelen berooft), wordt beschouwd als schuldig aan insubordinatie en wordt gestraft met een gevangenisstraf van maximaal twee jaar of een geldboete van de vierde categorie.
2. De schuldige wordt gestraft:
Dit betekent dat de persoon die schuldig is aan het hierboven omschreven misdrijf, gestraft wordt op de volgende wijzen, afhankelijk van de gevolgen:
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
Dit betekent dat de schuldige gestraft wordt met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar of een geldboete van de vierde categorie, indien het misdrijf zelf of de handelingen die daarmee direct verband hielden (daarmede gepaard gaande feitelijkheden) enig lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad.
2°. met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden of geldboete van de vijfde categorie, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
Dit betekent dat de schuldige gestraft wordt met een gevangenisstraf van maximaal zeven jaar en zes maanden of een geldboete van de vijfde categorie, indien het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad.
3°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien zij de dood ten gevolge hebben.
Dit betekent dat de schuldige gestraft wordt met een gevangenisstraf van maximaal twaalf jaar of een geldboete van de vijfde categorie, indien het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden de dood tot gevolg hebben gehad.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:HR:2025:1043 - Doorbreking medisch beroepsgeheim bij weigerende observandus: toetsing proportionaliteit - 1 juli 2025
De Hoge Raad oordeelt dat een machtiging tot doorbreking van het medisch beroepsgeheim (art. 37a lid 7 Sr) toereikend is gemotiveerd als het hof de 'substantiële toegevoegde waarde' van de gegevens voor het onderzoek aantoont, zelfs als er al enige informatie beschikbaar is.
ECLI:NL:HR:2025:1044 - Doorbreking medisch beroepsgeheim weigerende observandus: bescherming privacy van derden - 1 juli 2025
De Hoge Raad oordeelt dat een machtiging tot doorbreking van het medisch beroepsgeheim (art. 37a lid 7 Sr) kan worden verleend, zelfs als er gegevens van derden in het dossier zitten. Het hof mag vertrouwen op de toezegging van de AGWO dat deze gegevens zullen worden verwijderd.