Artikel 349 (Bijkomende sancties benadeling schuldeisers)
1. Bij veroordeling wegens een der in deze titel omschreven misdrijven, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.
2. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 341, 343 en 344 omschreven misdrijven, kan de schuldige worden ontzet van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten.
3. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 340-345 omschreven misdrijven, kan openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij veroordeling wegens een der in deze titel omschreven misdrijven, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.
Dit betekent dat als een persoon wordt veroordeeld voor een van de misdrijven die in deze titel (Titel XXVI. Benadeling van schuldeisers of rechthebbenden) zijn beschreven, de rechter de schuldige kan ontzetten van de uitoefening van het beroep waarin die persoon het misdrijf heeft gepleegd.
2. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 341, 343 en 344 omschreven misdrijven, kan de schuldige worden ontzet van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten.
Dit houdt in dat wanneer een persoon veroordeeld wordt voor een van de misdrijven die zijn omschreven in de artikelen 341, 343 en 344, de rechter de schuldige kan ontzetten van de rechten die zijn vermeld in artikel 28, eerste lid, specifiek onder de punten 1°, 2° en 4°.
3. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 340-345 omschreven misdrijven, kan openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast.
Dit betekent dat als een persoon wordt veroordeeld voor een van de misdrijven die zijn beschreven in de artikelen 340 tot en met 345, de rechter kan bevelen (gelasten) dat de rechterlijke uitspraak openbaar wordt gemaakt.