Artikel 29 (Ontzetting uitoefening ambten en gewapende macht)
Ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleden en bij de gewapende macht te dienen kan, behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven, worden uitgesproken bij veroordeling wegens enig ambtsmisdrijf of wegens enig misdrijf waardoor de schuldige een bijzondere ambtsplicht schond of waarbij hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.
Uitleg in duidelijke taal
Ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleden en bij de gewapende macht te dienen kan, behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven, worden uitgesproken bij veroordeling wegens enig ambtsmisdrijf of wegens enig misdrijf waardoor de schuldige een bijzondere ambtsplicht schond of waarbij hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.
Volgens dit artikel kan ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleden en bij de gewapende macht te dienen worden uitgesproken. Dit geldt behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven. Zulke ontzetting kan worden uitgesproken bij veroordeling wegens enig ambtsmisdrijf, of wegens enig misdrijf waardoor de schuldige een bijzondere ambtsplicht schond, of wegens enig misdrijf waarbij hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.