Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Misdrijven
Titel XVI. Belediging
Artikel 262

Artikel 262 (Laster, straf en ontzetting van rechten)

Laatste versie

1. Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, wordt, als schuldig aan laster, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

2. Ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1° en 2°, vermelde rechten kan worden uitgesproken.

Uitleg in duidelijke taal

1. Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, wordt, als schuldig aan laster, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Dit artikelonderdeel stelt dat: de persoon die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, en daarbij weet dat het feit dat hij een ander te laste legt in strijd met de waarheid is, wordt beschouwd als schuldig aan laster en wordt gestraft met een gevangenisstraf van maximaal twee jaar of een geldboete van de vierde categorie.

2. Ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1° en 2°, vermelde rechten kan worden uitgesproken.

Dit artikelonderdeel voegt toe dat de rechter ook kan besluiten tot ontzetting van bepaalde rechten. Het gaat hier om de rechten die specifiek zijn genoemd in artikel 28, eerste lid, onderdelen 1° en 2°.