Artikel 813 (Medewerking OM familierecht minderjarigen)
1. Het openbaar ministerie verleent zo nodig zijn medewerking:
a. tot de voorgeleiding van een minderjarige voor de rechter ingevolge artikel 809 van dit Wetboek; b. tot de overbrenging van een minderjarige in verband met een uithuisplaatsing ingevolge de artikelen 265b en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; c. tot de afgifte van minderjarigen, als bedoeld in artikel 812; d. tot de tenuitvoerlegging der beschikkingen, bedoeld in artikel 278, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die door het openbaar ministerie is aangewezen om de in lid 1 bedoelde medewerking te verlenen, heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het openbaar ministerie verleent zo nodig zijn medewerking:
Dit lid geeft aan dat het openbaar ministerie, indien noodzakelijk, zijn medewerking zal verlenen voor de hierna genoemde situaties.
a. tot de voorgeleiding van een minderjarige voor de rechter ingevolge artikel 809 van dit Wetboek;
Dit betekent dat het openbaar ministerie medewerking verleent aan het voor de rechter brengen (voorgeleiding) van een minderjarige, conform (ingevolge) artikel 809 van dit Wetboek (het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
b. tot de overbrenging van een minderjarige in verband met een uithuisplaatsing ingevolge de artikelen 265b en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betekent dat het openbaar ministerie medewerking verleent aan het verplaatsen (overbrenging) van een minderjarige wanneer er sprake is van een uithuisplaatsing, zoals bepaald (ingevolge) in de artikelen 265b en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
c. tot de afgifte van minderjarigen, als bedoeld in artikel 812;
Dit betekent dat het openbaar ministerie medewerking verleent aan de afgifte van minderjarigen, zoals omschreven in artikel 812 van dit Wetboek.
d. tot de tenuitvoerlegging der beschikkingen, bedoeld in artikel 278, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Dit betekent dat het openbaar ministerie medewerking verleent aan het uitvoeren (tenuitvoerlegging) van de rechterlijke beslissingen (beschikkingen) die genoemd worden in artikel 278, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die door het openbaar ministerie is aangewezen om de in lid 1 bedoelde medewerking te verlenen, heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.
Dit lid stelt dat een ambtenaar van politie, die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en die door het openbaar ministerie is aangewezen om de in lid 1 omschreven medewerking te verlenen, de bevoegdheid heeft om elke plaats te betreden. Deze toegang is toegestaan voor zover dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van zijn taak.