Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

1. In alle procedures waarin de Koning als eiser of als verzoeker optreedt, wordt de zaak ingeleid en voortgezet ten name van en door een door hem aan te wijzen gemachtigde.

Dit lid bepaalt dat in alle juridische procedures waarin de Koning de rol van eiser (degene die een rechtszaak start) of verzoeker (degene die een verzoek indient bij de rechter) vervult, de desbetreffende zaak moet worden gestart (ingeleid) en verder moet worden gevoerd (voortgezet) op naam van een gemachtigde die door de Koning zelf is aangewezen. De procedure wordt tevens door deze gemachtigde gevoerd.

2. Alle procedures tegen de Koning worden voortgezet ten name van een door hem aan te wijzen gemachtigde. Betreft het een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid, dan wordt, indien de gemachtigde niet in het geding opkomt en indien daartoe gronden zijn, het verstek verleend en vonnis gewezen ten name van de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

Dit lid stelt dat alle juridische procedures die tegen de Koning zijn gericht, worden voortgezet op naam van een gemachtigde die door de Koning is aangewezen. Indien het een zaak betreft die middels een dagvaarding moet worden aangevangen (ingeleid), en de door de Koning aangewezen gemachtigde verschijnt niet in de procedure (komt niet in het geding op), en er zijn daarvoor geldige redenen (gronden), dan zal de rechter verstek verlenen (een uitspraak doen omdat de tegenpartij niet is verschenen). Het vonnis wordt in dat geval gewezen ten name van de procureur-generaal bij de Hoge Raad.