Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Derde titel. De verzoekschriftprocedure in eerste aanleg
Vierde afdeling. Verloop van de procedure
Artikel 278

Artikel 278 (Formele eisen verzoekschrift)

Laatste versie

1. Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is. De artikelen 111, derde lid, en 120, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak of de procedure zich hiertegen verzet.

2. Het verzoekschrift wordt ondertekend en ter griffie ingediend. Indien de voorzieningenrechter daarop moet beschikken, kan het aan deze ter hand worden gesteld.

3. Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.

4. De griffier tekent de dag van indiening of de dag van terhandstelling aan de voorzieningenrechter op het verzoekschrift aan.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is. De artikelen 111, derde lid, en 120, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak of de procedure zich hiertegen verzet.

Dit betekent dat het verzoekschrift de volgende gegevens moet bevatten: de voornamen, naam en woonplaats van de persoon die het verzoek indient (de verzoeker). Als de verzoeker geen woonplaats in Nederland heeft, moet diens werkelijke verblijfplaats worden vermeld. Daarnaast moet het verzoekschrift een duidelijke omschrijving van het verzoek zelf bevatten, en de redenen (gronden) waarom het verzoek wordt gedaan. Specifiek voor zaken die een nalatenschap betreffen, moet het verzoekschrift ook de laatste woonplaats van de overleden persoon vermelden. Als dit niet mogelijk is, moet de reden daarvoor worden aangegeven. Verder zijn de bepalingen van artikel 111, derde lid, en artikel 120, vierde lid, op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) geldig, tenzij de specifieke aard van de zaak of de procedure dit verhindert.

2. Het verzoekschrift wordt ondertekend en ter griffie ingediend. Indien de voorzieningenrechter daarop moet beschikken, kan het aan deze ter hand worden gesteld.

Dit lid stelt dat het verzoekschrift moet worden ondertekend. Na ondertekening moet het worden ingediend bij de griffie (het secretariaat van de rechtbank). Als de voorzieningenrechter (een rechter die snelle beslissingen neemt in spoedeisende zaken) over het verzoek moet beslissen, kan het verzoekschrift direct aan deze rechter worden overhandigd (ter hand worden gesteld).

3. Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Dit lid bepaalt dat het verzoekschrift in principe door een advocaat moet worden ondertekend. Er zijn echter uitzonderingen: ondertekening door een advocaat is niet vereist als het verzoekschrift wordt ingediend bij de kantonrechter, of als een specifieke wettelijke bepaling (bijzondere wettelijke bepaling) voorschrijft dat een advocaat niet nodig is. Wanneer een advocaat het verzoekschrift ondertekent, wordt het kantooradres van die advocaat beschouwd als de officiële (gekozen) woonplaats van de verzoeker voor de procedure.

4. De griffier tekent de dag van indiening of de dag van terhandstelling aan de voorzieningenrechter op het verzoekschrift aan.

Dit lid legt vast dat de griffier (de administratief medewerker van de rechtbank) op het verzoekschrift moet noteren (aantekenen) op welke dag het is ingediend bij de griffie. Als het verzoekschrift direct aan de voorzieningenrechter is overhandigd, moet de griffier de dag van deze terhandstelling aantekenen.