Artikel 158 (Voorwaarden dwingend bewijs eenzijdige geldschuld)
1. Op een onderhandse akte waarin verbintenissen van slechts één partij zijn aangegaan of vastgelegd, is, voor zover die verbintenissen strekken tot voldoening van een geldsom, het tweede lid van artikel 157 niet van toepassing, tenzij deze partij de akte geheel met de hand heeft geschreven of heeft voorzien van een goedkeuring die de geldsom voluit in letters vermeldt.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op aandelen in een obligatielening en op verbintenissen door de schuldenaar in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf aangegaan.
Uitleg in duidelijke taal
1. Op een onderhandse akte waarin verbintenissen van slechts één partij zijn aangegaan of vastgelegd, is, voor zover die verbintenissen strekken tot voldoening van een geldsom, het tweede lid van artikel 157 niet van toepassing, tenzij deze partij de akte geheel met de hand heeft geschreven of heeft voorzien van een goedkeuring die de geldsom voluit in letters vermeldt.
Dit lid stelt dat voor een onderhandse akte waarin verbintenissen van slechts één partij zijn aangegaan of vastgelegd, en voor zover die verbintenissen strekken tot voldoening van een geldsom, het tweede lid van artikel 157 niet van toepassing is. Een uitzondering hierop geldt wanneer deze partij de akte geheel met de hand heeft geschreven of wanneer deze partij de akte heeft voorzien van een goedkeuring die de geldsom voluit in letters vermeldt. In die specifieke gevallen is het tweede lid van artikel 157 dus wél van toepassing.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op aandelen in een obligatielening en op verbintenissen door de schuldenaar in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf aangegaan.
- ten eerste, op aandelen in een obligatielening;
- ten tweede, op verbintenissen die door de schuldenaar in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf zijn aangegaan.