Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. De aanvraag van de uitkering en de betaling van de uitkering door het UWV
§ 8.1. De aanvraag van de uitkering
Artikel 64. Aanvraag van de uitkering

Artikel 64. Aanvraag van de uitkering

Laatste versie

1. Het UWV stelt op aanvraag vast of recht op een uitkering op grond van artikel 47 of artikel 54 ontstaat.

2. Het UWV stelt de verzekerde van de mogelijkheid van het doen van een aanvraag schriftelijk in kennis uiterlijk op de dag waarop de wachttijd 89 weken heeft geduurd. Indien artikel 24, derde lid, van toepassing is doet het UWV deze kennisgeving bij de bekendmaking van de in dat artikellid bedoelde beschikking. Het UWV verstrekt aan de werkgever een afschrift van de kennisgeving bedoeld in de eerste en tweede zin.

3. De verzekerde doet zijn aanvraag uiterlijk elf weken voor afloop van de wachttijd of indien toepassing is gegeven aan artikel 24, derde lid, elf weken voor afloop van het in dat lid bedoelde verlengde tijdvak.

4. Indien het UWV de in het eerste lid bedoelde aanvraag afwijst omdat een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f of i, van toepassing is maakt het UWV melding van de mogelijkheid tot het doen van een nieuwe aanvraag alsmede van de termijn waarbinnen een nieuwe aanvraag dient te worden gedaan.

5. Indien het vierde lid van toepassing is doet de verzekerde zijn nieuwe aanvraag binnen de op grond van dat lid door het UWV aangegeven termijn.

6. Een aanvraag wordt geacht tijdig te zijn ingediend indien het UWV de kennisgeving als bedoeld in het tweede lid niet heeft gedaan dan wel indien bij een latere kennisgeving dan bedoeld in het tweede lid of vierde lid de aanvraag wordt ingediend binnen vier weken nadat deze kennisgeving is ontvangen. Dit lid is niet van toepassing indien de werkgever de aangifte, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet, niet heeft gedaan voor de dag waarop de wachttijd 81 weken heeft geduurd.

7. Indien het UWV toepassing geeft aan artikel 25, negende lid, of artikel 26, tweede lid, tweede zin, wordt de behandeling van de aanvraag opgeschort.

8. Het UWV hervat de behandeling van de aanvraag in ieder geval:

a. indien het UWV heeft vastgesteld dat de tekortkoming, bedoeld in artikel 25, negende lid, of artikel 26, tweede lid, is hersteld; b. op verzoek van de werknemer in verband met de beëindiging van zijn dienstbetrekking; of c. tenminste zes weken voordat het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, of artikel 26, tweede lid, van 52 weken is verstreken.

9. Artikel 25, vijftiende lid, is van overeenkomstige toepassing op de situatie, bedoeld in het achtste lid, onderdelen b en c.

10. Indien de toepassing van het eerste lid zou leiden tot kennelijke hardheid, is het UWV bevoegd het recht op een uitkering op grond van deze wet ambtshalve vast te stellen.

11. Het recht op een uitkering op grond van deze wet kan niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor 52 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om een uitkering werd ingediend. Het UWV kan voor bijzondere gevallen van de eerste zin afwijken.

12. Het elfde lid is van overeenkomstige toepassing indien het recht op uitkering op grond van deze wet later ontstaat dan wel herleeft of indien de uitkering op grond van deze wet wordt verhoogd.

13. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gegevens die door de verzekerde bij de aanvraag worden verstrekt.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:1441 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 25 februari 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:144125 februari 2024Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Oost-Brabant1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBOBR:2024:2923 - Rechtbank Oost-Brabant - 24 juni 2024

ECLI:NL:RBOBR:2024:292324 juni 2024Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2024:3799 - Rechtbank Overijssel - 16 juli 2024

ECLI:NL:RBOVE:2024:379916 juli 2024Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:4541 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 1 juli 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:45411 juli 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:103 - Centrale Raad van Beroep - 17 januari 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:10317 januari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:1717 - Centrale Raad van Beroep - 4 september 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:17174 september 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:1987 - Centrale Raad van Beroep - 15 oktober 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:198715 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2024:4852 - Rechtbank Overijssel - 18 september 2024

ECLI:NL:RBOVE:2024:485218 september 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:6319 - Rechtbank Den Haag - 30 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:631930 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:5925 - Rechtbank Den Haag - 22 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:592522 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak