Artikel 2
1 Als binnenlandse belastingplichtigen zijn aan de belasting onderworpen de in Nederland gevestigde:
a. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid;
b. coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag;
c. onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of bank optreden;
d. verenigingen en stichtingen die op de voet van de Woningwet bij koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn;
e. hiervoor niet genoemde verenigingen en stichtingen alsmede kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd;
f. fondsen voor gemene rekening;
g. Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde de Staat, die niet al op grond van de onderdelen a, b, c, d of e belastingplichtig zijn;
h. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen, waarvan de rechtsvorm niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in de onderdelen a, b, c, e, f of g, noch met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2 Als binnenlandse belastingplichtigen zijn mede aan de belasting onderworpen de ondernemingen gedreven door de Staat. Voor de toepassing van deze wet worden alle ondernemingen gedreven door de Staat die behoren tot eenzelfde bij koninklijk besluit ingesteld ministerie als bedoeld in artikel 44 van de Grondwet, geacht tezamen één onderneming gedreven door de Staat te vormen.
3 Als binnenlandse belastingplichtigen zijn mede aan de belasting onderworpen omgekeerde hybride lichamen.
4 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een fonds voor gemene rekening verstaan: een fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden, mits dit fonds wordt aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en de deelgerechtigdheid in dit fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. Een fonds voor gemene rekening wordt als onderneming aangemerkt. De bewijzen van deelgerechtigdheid worden niet als verhandelbaar aangemerkt indien vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds voor gemene rekening.
5 Heeft de oprichting van een lichaam plaatsgevonden naar Nederlands recht, dan wordt voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van de artikelen 13 tot en met 13d, 13i tot en met 13k, 14a, 14b, 15 en 15a, het lichaam steeds geacht in Nederland te zijn gevestigd. Bij een lichaam dat zonder toepassing van de eerste volzin niet een binnenlandse belastingplichtige zou zijn, wordt, in afwijking van hoofdstuk II, het voordeel uit hoofde van een aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b, bepaald op de voet van hoofdstuk III. Een Europese naamloze vennootschap die bij haar oprichting werd beheerst door Nederlands recht, wordt voor de toepassing van de eerste volzin geacht te zijn opgericht naar Nederlands recht.
6 De lichamen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c, d en h, en het derde lid, met uitzondering van afgezonderde particuliere vermogens waarop artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing is, worden geacht hun onderneming te drijven met behulp van hun gehele vermogen.
7 Voor de toepassing van deze wet wordt het bestaan van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid steeds aangenomen, zodra en zolang een onderneming als behorende aan een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in het handelsregister staat ingeschreven.
8 De lichamen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en g, alsmede lichamen die worden aangemerkt als een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn slechts aan de belasting onderworpen voor zover zij een onderneming drijven. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden alle ondernemingen die worden gedreven door een lichaam als bedoeld in de eerste zin geacht tezamen één onderneming te vormen.
9 Voor de toepassing van deze wet worden op de BES eilanden gevestigde lichamen die door de toepassing van artikel 5.2 van de Belastingwet BES geacht worden niet op de BES eilanden te zijn gevestigd, geacht in Nederland te zijn gevestigd.
10 Op schriftelijk verzoek en onder door Onze Minister te stellen voorwaarden staat de inspecteur toe dat een lichaam als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, geacht wordt zijn onderneming te drijven met behulp van zijn gehele vermogen, indien het lichaam als culturele instelling is aangemerkt. Het verzoek moet uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het jaar waarop het verzoek voor het eerst betrekking heeft, worden ingediend bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking waarin de door Onze Minister te stellen voorwaarden zijn opgenomen. Bij inwilliging van het verzoek geldt dit tot wederopzegging door het lichaam, waarbij wederopzegging alleen mogelijk is met ingang van het tiende jaar of een veelvoud daarvan na het einde van het jaar waarvoor het verzoek voor het eerst is ingewilligd.
11 Onder een omgekeerd hybride lichaam wordt verstaan een naar Nederlands recht aangegaan of in Nederland gevestigd samenwerkingsverband indien ten minste 50% van de stemrechten, kapitaalbelangen of winstrechten in dat samenwerkingsverband direct of indirect worden gehouden door een of meer aan dat samenwerkingsverband gelieerde lichamen als bedoeld in artikel 12ac, tweede lid, die zijn gevestigd in een staat die dat samenwerkingsverband als een belastingplichtige voor een naar de winst geheven belasting beschouwt en de winst van dat samenwerkingsverband voor Nederlandse belastingdoeleinden zonder toepassing van deze bepaling toerekenbaar is aan de houders van de stemrechten, kapitaalbelangen, onderscheidenlijk winstrechten, in dat samenwerkingsverband.
12 Onder een omgekeerd hybride lichaam als bedoeld in het twaalfde lid wordt niet verstaan een in dat lid bedoeld samenwerkingsverband dat belegt in effecten en een gediversifieerde portefeuille aanhoudt en dat kwalificeert als:
a. een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; of
b. een alternatieve beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:115 - Hoge Raad: Kwalificatie Fonds voor Gemene Rekening en Doelvermogen Verduidelijkt
De Hoge Raad oordeelt dat een 'fonds voor gemene rekening' meerdere deelgerechtigden vereist en dat de beoordeling materieel moet plaatsvinden. Een fonds dat deelgerechtigdheden uitgeeft, kan geen 'doelvermogen' zijn. Dit is cruciaal voor de teruggaaf van dividendbelasting aan buitenlandse fondsen.
ECLI:NL:HR:2020:2097 - Teruggave dividendbelasting buitenlandse doelvermogens en geldigheid aandeelhouderseisen
Een buitenlands beleggingsfonds dat kwalificeert als 'doelvermogen' heeft recht op teruggave van dividendbelasting. De aandeelhouderseisen voor fiscale beleggingsinstellingen, die collectiviteit waarborgen, vormen geen ongerechtvaardigde belemmering van het vrije kapitaalverkeer en zijn dus toegestaan onder EU-recht.
ECLI:NL:HR:2013:1128
ECLI:NL:HR:1996:AA1784
ECLI:NL:HR:1993:ZC5259
ECLI:NL:HR:1998:AA2451
ECLI:NL:HR:2022:974
ECLI:NL:HR:2021:582 - Vrije verhandelbaarheid participaties als eis voor teruggaaf dividendbelasting buitenlands fonds
Een buitenlands beleggingsfonds waarvan de participaties uitsluitend aan het fonds zelf kunnen worden verkocht, voldoet niet aan de eis van vrije verhandelbaarheid. Het is daardoor niet vergelijkbaar met een Nederlandse fiscale beleggingsinstelling (fbi) en heeft geen recht op teruggaaf van dividendbelasting.