Artikel 13k
1. Indien het vermogen van een rechtspersoon waarin de belastingplichtige een deelneming heeft, in het kader van een fusie onder algemene titel overgaat, wordt de in artikel 3.57, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedoelde vervreemding van aandelen en schuldvorderingen geacht te hebben plaatsgevonden aan een met de belastingplichtige en de verdwijnende rechtspersoon verbonden lichaam.
2. Het voor de in het kader van de fusie verkregen aandelen in de verkrijgende rechtspersoon opgeofferde bedrag, bedoeld in artikel 13d, wordt niet hoger gesteld dan het bedrag dat is opgeofferd voor de aandelen in de verdwijnende rechtspersoon. Indien de belastingplichtige ten tijde van de fusie onmiddellijk een deelneming houdt in zowel de verdwijnende als de verkrijgende rechtspersoon en in het kader van de fusie geen aandelen worden toegekend, wordt het voor de deelneming in de verkrijgende rechtspersoon opgeofferde bedrag vermeerderd met ten hoogste het voor de deelneming in de verdwijnende rechtspersoon opgeofferde bedrag.
3. Een geldlening waarop artikel 10a, eerste lid, van toepassing is en die verband houdt met de aandelen die de belastingplichtige in de verdwijnende rechtspersoon heeft, wordt geacht verband te houden met de aandelen die de belastingplichtige direct na de fusie in de verkrijgende rechtspersoon heeft.
4. Indien het voordeel bij de fusie ingevolge artikel 3.57, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, niet in aanmerking wordt genomen:
a. treden de in het kader van de fusie verkregen aandelen ingeval deze een deelneming vormen, in de plaats van de aandelen die de belastingplichtige ten tijde van de fusie in de verdwijnende rechtspersoon heeft; b. treden ingeval de aandeelhouder ten tijde van de fusie alle aandelen houdt in de verdwijnende en de verkrijgende rechtspersoon en in het kader van de fusie geen aandelen worden toegekend, de aandelen die de belastingplichtige direct na de fusie in de verkrijgende rechtspersoon heeft in de plaats van de aandelen die de belastingplichtige ten tijde van de fusie in de verdwijnende en verkrijgende rechtspersoon heeft; c. worden de in het kader van de fusie verkregen aandelen, ingeval deze geen deelneming vormen, in afwijking in zoverre van het derde lid van het genoemde artikel, te boek gesteld voor de waarde in het economische verkeer verminderd met het voordeel dat niet in aanmerking is genomen.
5. Indien de belastingplichtige tevens de verkrijgende rechtspersoon is, vindt artikel 3.57, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 geen toepassing. Onze Minister kan, op een voor de fusie gedaan verzoek van de belastingplichtige, onder door hem te stellen voorwaarden, de inspecteur toestaan het voordeel dat als gevolg van de in het eerste lid bedoelde vervreemding tot uitdrukking komt, geheel of ten dele buiten aanmerking te laten. De in de tweede volzin bedoelde voorwaarden mogen slechts strekken ter verzekering van de heffing en de invordering van belasting welke verschuldigd zou zijn of zou worden indien die volzin buiten toepassing zou blijven. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
6. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing indien in het kader van de fusie aandelen worden uitgereikt door een andere rechtspersoon dan de rechtspersoon op wie de vermogensbestanddelen onder algemene titel overgaan.