Artikel IV

Laatste versie

De substituut-griffiers bij de Hoge Raad, de gerechtshoven, en de arrondissements-rechtbanken, die vóór 1 januari 1957 zijn benoemd en de waarnemende substituut-officieren van justitie, bedoeld in het tweede lid van artikel VII der wet van 28 juni 1956 (Stb. 377) genieten met ingang van 1 januari 1959, 1 april 1960 en 1 juli 1961 maandelijks een salaris volgens onderstaande schaal:

ingaande 1 jan. 1959

ingaande 1 april 1960

ingaande 1 juli 1961

aanvang

649

698

703

na 1 jaar

678

729

734

na 2 jaar

707

760

765

na 3 jaar

736

791

796

na 4 jaar

765

822

827

na 5 jaar

794

853

858

na 6 jaar

823

884

889

na 7 jaar

854

917

920

maximum

885

949

951