Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk III. Provinciaal planologisch beleid
Artikel 4a

Artikel 4a

Laatste versie

1. Provinciale staten kunnen voor één of meer gedeelten of voor het gehele gebied der provincie een streekplan vaststellen, waarin de toekomstige ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied in hoofdlijnen wordt aangegeven, alsmede een vastgesteld streekplan herzien. Indien een onderdeel van een zodanig plan een concrete beleidsbeslissing is, wordt die beslissing bij de uitwerking of afwijking bedoeld in het tiende lid of bij de vaststelling van gemeentelijke of regionale plannen als bedoeld in de hoofdstukken IV of IVA van deze wet in acht genomen. Provinciale staten geven bij het plan aan in hoeverre het voorgenomen beleid is afgestemd op, dan wel leidt tot aanpassing van het provinciale milieubeleid, het provinciale waterhuishoudingsbeleid of het provinciale verkeers- en vervoersbeleid en in hoeverre en binnen welke termijn zij voornemens zijn het geldende provinciale milieubeleidsplan, het geldende provinciale waterhuishoudingsplan of het geldende provinciale verkeers- en vervoersplan te herzien. Een streekplan strekt tot grondslag aan aanwijzingen als bedoeld in artikel 37, vijfde lid.

2. Gedeputeerde staten zijn met de voorbereiding belast. Hierbij horen zij de provinciale planologische commissie.

3. Op de voorbereiding van het streekplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:

a. de terinzagelegging tevens geschiedt ter secretarie van de gemeenten op wier gebied het plan betrekking heeft; b. aan artikel 3:12 van die wet tevens toepassing wordt gegeven door burgemeester en wethouders van elke gemeente op wier gebied het plan betrekking heeft; c. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder.

4. Binnen vier maanden na afloop van de in het derde lid genoemde termijn stellen provinciale staten het streekplan vast. Zij kunnen hun beslissing éénmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Voor zover bij de vaststelling van het plan wijzigingen worden aangebracht ten opzichte van het ontwerp en de gewijzigde vaststelling een concrete beleidsbeslissing betreft, wordt Onze Minister tevoren in de gelegenheid gesteld alsnog daarover zienswijzen naar voren te brengen.

5. Voor zover het ontwerp van een streekplan zijn grondslag vindt in een in een planologische kernbeslissing opgenomen concrete beleidsbeslissing is het derde lid, onder c niet van toepassing.

6. Behoudens indien toepassing kan worden gegeven aan artikel 4b, eerste lid, wordt het besluit tot vaststelling van het streekplan binnen twee weken na de dagtekening daarvan bekendgemaakt door dit besluit samen met het vastgestelde streekplan voor een ieder ter inzage te leggen op het provinciehuis en ter secretarie van de gemeenten op wier gebied het betrekking heeft. De artikelen 3:11, eerste, tweede en derde lid, en 3:12, eerste lid, en derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht alsmede het derde lid, onderdeel b, zijn van overeenkomstige toepassing.

7. Besluiten tot vaststelling van een streekplan worden terstond na dagtekening aan Onze Minister medegedeeld door toezending van een afschrift. Indien in het streekplan een concrete beleidsbeslissing is opgenomen gaat het afschrift vergezeld van een exemplaar van het streekplan.

8. Bij een streekplan wordt bepaald, in hoeverre gedeputeerde staten volgens bij het plan aan te geven regelen het plan moeten uitwerken en binnen bij het plan te bepalen grenzen van het plan mogen afwijken. De uitwerking of afwijking kan geen concrete beleidsbeslissing inhouden.

9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de voorbereiding, vormgeving en inrichting van streekplannen.

Details

[Regeling vervallen per 01-07-2008]