Artikel 46
1 Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag om aanlegvergunning binnen vier weken na de dag, waarop de aanvraag ontvangen is.
2 In afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders de beslissing aan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor het gebied, waarin het werk of de werkzaamheid zal worden uitgevoerd, voordat de aanvraag is ingekomen een voorbereidingsbesluit in werking is getreden, een ontwerp-bestemmingsplan of het ontwerp voor een herziening daarvan ter inzage is gelegd, dan wel een bestemmingsplan of een herziening daarvan is vastgesteld, dan wel een bestemmingsplan of een herziening daarvan na vaststelling ter inzage is gelegd.
3 De aanhouding duurt totdat het voorbereidingsbesluit overeenkomstig artikel 21 is vervallen, de termijn, genoemd in artikel 25, is overschreden, de termijn voor terinzagelegging, genoemd in artikel 26, is overschreden, de termijn, genoemd in artikel 30, is overschreden, dan wel het bestemmingsplan of de herziening daarvan in werking is getreden.
4 In afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders de beslissing omtrent een aanvraag om vergunning eveneens aan indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en de aanvraag van de vergunning een werk of werkzaamheid betreft in een gebied, behorend tot een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988, waarvoor nog geen ter bescherming daarvan strekkend bestemmingsplan geldt.
5 De aanhouding, bedoeld in het vierde lid, duurt totdat een ter voldoening aan artikel 36 van de Monumentenwet 1988 vast te stellen of te herzien bestemmingsplan in werking is getreden.
6 In afwijking van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders de aanlegvergunning verlenen indien het werk of de werkzaamheid niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan dan wel met het provinciaal en nationaal ruimtelijk beleid.
7 In afwijking van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders de aanlegvergunning eveneens verlenen indien het werk of de werkzaamheid in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan, mits het werk of de werkzaamheid is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vergunning geen bezwaar hebben. Artikel 19a, eerste, vierde tot en met elfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
8 In afwijking van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders de aanlegvergunning eveneens verlenen indien het werk of de werkzaamheid in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan en het betreft:
a. een werk of werkzaamheid ten aanzien waarvan artikel 17 wordt toegepast;
b. een geval als bedoeld in artikel 19, tweede of derde lid.
9 Op de voorbereiding van het besluit tot vergunningverlening, bedoeld in het achtste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder. Artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
10 Onverminderd het zesde en zevende lid, kunnen burgemeester en wethouders, in afwijking van het vierde lid, de aanlegvergunning verlenen indien het werk of de werkzaamheid niet strijdt met het in voorbereiding zijnde ter bescherming van het beschermde stads- of dorpsgezicht, alsmede van beschermd landschap, natuurgebied, rijksbufferzone en archeologische vindplaats strekkende bestemmingsplan en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.
11 De in het zevende en tiende lid bedoelde verklaringen worden gelijktijdig bekendgemaakt. Artikel 19a, achtste lid, eerste volzin, is alsdan niet van toepassing. Alvorens het besluit omtrent de in het tiende lid bedoelde verklaring te nemen, horen gedeputeerde staten de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Van het besluit wordt onverwijld mededeling gedaan aan genoemde dienst. Artikel 10:31, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing. Gedeputeerde staten kunnen een verklaring weigeren wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Details
[Regeling vervallen per 01-07-2008]