Artikel 30
1. Indien door gedeputeerde staten of, in een geval als bedoeld in artikel 29, achtste lid, door Onze Minister goedkeuring aan een vastgesteld bestemmingsplan is onthouden, stelt de gemeenteraad binnen een jaar met ingang van de dag na die, waarop de beroepstermijn bedoeld in artikel 56a, onder b of c, afloopt of, indien binnen de beroepstermijn bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, dat verzoek is afgewezen, een nieuw plan vast, waarbij het besluit van gedeputeerde staten, dan wel van Onze Minister in acht wordt genomen.
2. Gedeputeerde staten kunnen of, in een geval als bedoeld in artikel 29, achtste lid, Onze Minister kan de termijn tot vaststelling van een nieuw plan op verzoek van burgemeester en wethouders met zes maanden verlengen of bij het besluit inzake goedkeuring die termijn door een andere vervangen, dan wel bepalen dat geen nieuw plan behoeft te worden vastgesteld.
Details
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:736 - Opheffing erfdienstbaarheid: geen belangenafweging bij onteigening - 27 maart 2014
Bij de beoordeling van de opheffing van een erfdienstbaarheid op grond van artikel 5:79 BW, ook in het kader van een onteigening (art. 44 Ow), wordt uitsluitend gekeken naar het (redelijk) belang van de eigenaar van het heersende erf. De belangen van het dienende erf spelen geen rol.
ECLI:NL:HR:2012:BW0219 - Aansprakelijkheid gemeente voor onjuiste inlichtingen over een bestemmingsplan - 24 mei 2012
Onjuiste inlichtingen door een gemeente zijn pas onrechtmatig als een belanghebbende er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat de verstrekte informatie juist en volledig was. De inhoud van het verzoek en de aard van het antwoord zijn hierbij doorslaggevend. Er is geen gerechtvaardigd vertrouwen bij een ongevraagd antwoord.