Artikel 26b
In afwijking van de artikelen 20, 20a, 20b en 26 bedraagt de belasting 52% van het loon ingeval:
a. de werknemer zijn naam, adres, woonplaats of burgerservicenummer niet aan de inhoudingsplichtige heeft verstrekt;
b. bij een werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet, de inhoudingsplichtige zijn identiteit niet heeft vastgesteld en opgenomen in de loonadministratie overeenkomstig artikel 28, eerste lid, onderdeel f;
c. bij een werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet, vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 en niet behoort tot de categorie werknemers die op grond van overeenkomsten van internationaal recht is uitgezonderd van de verplichting tot het hebben van een geldige verblijfsvergunning als bedoeld in die wet en een geldige tewerkstellingsvergunning als bedoeld in de Wet arbeid vreemdelingen, de inhoudingsplichtige zijn verblijfsrechtelijke positie ter zake van het verrichten van arbeid niet heeft vastgesteld en opgenomen in de loonadministratie overeenkomstig artikel 28, eerste lid, onderdeel f;
d. de werknemer ter zake van de in de onderdelen a tot en met c bedoelde inlichtingen onjuiste gegevens heeft verstrekt en de inhoudingsplichtige dit weet of redelijkerwijs moet weten.
De eerste volzin, aanhef en onderdeel c, is niet van toepassing bij werknemers die werkzaamheden verrichten in dienstbetrekking bij een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon, niet in Nederland wonen en hun dienstbetrekking geheel buiten Nederland vervullen.
Indien de belasting ingevolge artikel 27b, eerste lid, in één bedrag met de premie voor de volksverzekeringen wordt geheven, wordt in afwijking in zoverre van de eerste volzin het bedrag van de verschuldigde belasting te zamen met het bedrag van de verschuldigde premie voor de volksverzekeringen gesteld op 52% van het loon.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:124 - Hoge Raad: Crisisheffing doorstaat toetsing aan eigendomsrecht en gelijkheidsbeginsel
De Hoge Raad oordeelt dat de crisisheffing, ondanks de terugwerkende kracht, geen schending van het eigendomsrecht (artikel 1 EP) vormt. De aantasting van gerechtvaardigde verwachtingen was gerechtvaardigd door specifieke en dwingende budgettaire redenen. Ook het gelijkheidsbeginsel is niet geschonden.