Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 7

Artikel 7

Laatste versie

1 Hij die de schouwing heeft verricht geeft een verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak.

2 Indien het overlijden het gevolg was van de toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding als bedoeld in artikel 293, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 294, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht, geeft de behandelende arts geen verklaring van overlijden af en doet hij van de oorzaak van dit overlijden onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers. Bij de mededeling voegt de arts een beredeneerd verslag inzake de inachtneming van de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

3 De behandelend arts kan de mededeling en het beredeneerd verslag elektronisch verzenden naar de gemeentelijke lijkschouwer of een van de gemeentelijke lijkschouwers, indien de betreffende gemeentelijke lijkschouwer met overeenkomstige toepassing van artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Bij het openstellen van de elektronische weg wijst de gemeentelijke lijkschouwer een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke wijze van verzenden van de mededeling en het beredeneerd verslag aan.

4 Elektronische verzending als bedoeld in het derde lid, geschiedt slechts op de door de betreffende gemeentelijke lijkschouwer aangewezen wijze. De artikelen 2:15, tweede tot en met vierde lid, en 2:17, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

5 In afwijking van het derde lid, eerste zin, kan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de in dat lid bedoelde elektronische verzending bij regeling voorschrijven.

6 Indien de behandelende arts in andere gevallen dan die bedoeld in het tweede lid meent niet tot afgifte van een verklaring van overlijden te kunnen overgaan, doet hij hiervan onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:418 - Hulp bij zelfdoding door niet-arts: Hoge Raad vernietigt geslaagd beroep op noodtoestand

ECLI:NL:HR:2017:41814 maart 2017Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Een beroep op noodtoestand door een niet-arts die hulp bij zelfdoding verleent, kan slechts bij hoge uitzondering slagen. Het is onjuist om de zorgvuldigheidseisen voor artsen uit de Euthanasiewet (WTL) als doorslaggevend referentiekader te hanteren voor een niet-medicus.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:712

ECLI:NL:HR:2020:71221 april 2020Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1999:AA3796

ECLI:NL:HR:1999:AA379630 november 1999Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:713 - Tuchtrechterlijke autonomie en interpretatie van schriftelijk euthanasieverzoek bij dementie

ECLI:NL:HR:2020:71321 april 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De tuchtrechter moet zelfstandig oordelen over het handelen van een arts bij euthanasie, los van het oordeel van de RTE. Een schriftelijk euthanasieverzoek van een wilsonbekwame patiënt vereist interpretatie door de arts, waarbij niet iedere onduidelijkheid of tegenstrijdigheid het verzoek ongeldig maakt.

BestuursrechtTuchtrecht, Bestuursprocesrecht
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht