Terug naar bibliotheek
Titel VA. Speelautomaten
§ 5. Overige gebods- en verbodsbepalingen
Artikel 30u

Artikel 30u

Laatste versie

1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 4a, biedt de houder van een vergunning tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, geen toegang tot die inrichting aan een persoon:

a. die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt; b. wiens gegevens zijn opgenomen in het register, bedoeld in artikel 33h; c. ten aanzien van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze door onmatige deelname aan kansspelen of door kansspelverslaving schade kan berokkenen aan zichzelf of aan naasten.

2. Het is de in het eerste lid, onder a, bedoelde personen verboden in een speelautomatenhal aanwezig te zijn.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gegeven worden ten aanzien van de wijze waarop de vergunninghouder uitvoering moet geven aan de in het eerste lid bedoelde verboden. Daarbij kan de vergunninghouder gebruik maken van het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van:

a. speelautomatenhallen waar uitsluitend behendigheidsautomaten staan opgesteld; b. van een speelautomatenhal deel uitmakende afgescheiden ruimten, waar uitsluitend behendigheidsautomaten staan opgesteld en welke men uitsluitend kan betreden of verlaten zonder de overige ruimten van de speelautomatenhal te betreden.