Artikel 6

Laatste versie

1 De belasting moet op aangifte worden voldaan.

2 In afwijking van artikel 10, tweede lid, en artikel 19, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen:

a. moet de belasting, indien deze verschuldigd is:

1°. ter zake van de inschrijving van een personenauto, motorrijwiel of bestelauto, worden betaald voordat het motorrijtuig is ingeschreven;

2°. ter zake van de aanvang van het gebruik van de weg, worden betaald vóór de aanvang van dat gebruik;

b. wordt de aangifte gelijktijdig met de betaling gedaan.

3 In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, onder 3°, behoeft, ingeval de eenheid van de Belastingdienst waar aangifte moet worden gedaan ter zake van de aanvang van het gebruik van de weg, gesloten is op de dag waarop dan wel op de dag vóórdat het gebruik aanvangt, de belasting pas te worden betaald op de eerste dag waarop die eenheid na de aanvang van het gebruik is geopend.

4 Indien in een geval als bedoeld in het derde lid, degene die de feitelijke beschikking heeft over een niet-ingeschreven personenauto, motorrijwiel of bestelauto bij controle door ambtenaren van de rijksbelastingdienst of door opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering niet aannemelijk maakt dat de belasting is betaald, dient de belasting terstond te worden betaald.

5 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder inschrijving mede verstaan de herinschrijving van het motorrijtuig.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad197x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3603

ECLI:NL:HR:2014:360319 december 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad155x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1695

ECLI:NL:HR:2018:169521 september 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad139x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:415 - BPM-heffing schadevoertuig: herstel vereist vóór waardevermindering en Unierecht

ECLI:NL:HR:2021:41526 maart 2021Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

BPM-vermindering voor een geïmporteerd schadevoertuig mag pas worden vastgesteld na herstel van essentiële gebreken. Deze regeling (art. 8, lid 3, Uitvoeringsregeling BPM) is niet in strijd met het EU-non-discriminatiebeginsel (art. 110 VWEU), omdat de heffing ziet op motorrijtuigen die geschikt zijn voor weggebruik.

BelastingrechtMotorrijtuigenbelasting, Procesrecht Belastingen
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad90x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1277 - BPM-leeftijdskorting en proceskosten: geen vergoeding bij eigen keuze voor latere tenaamstelling

ECLI:NL:HR:2022:127723 september 2022Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak

De verplichting om BPM vooruit te betalen is niet in strijd met het Unierecht. Een belastingplichtige die een extra leeftijdskorting krijgt na bezwaar, heeft geen recht op proceskostenvergoeding als de latere tenaamstelling een eigen keuze was en niet aan de overheid te wijten is.

BelastingrechtMotorrijtuigenbelasting, Procesrecht Belastingen
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad64x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3441

ECLI:NL:HR:2014:34415 december 2014Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad47x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:64

ECLI:NL:HR:2013:6428 juni 2013Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad41x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3606

ECLI:NL:HR:2014:360619 december 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3510

ECLI:NL:HR:2014:35105 december 2014Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1087

ECLI:NL:HR:2022:108715 juli 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:35

ECLI:NL:HR:2016:3515 januari 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak