Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk II. Overdrachtsbelasting
Afdeling 1. Belastbaar feit
Artikel 2

Artikel 2

Laatste versie

1 Onder de naam 'overdrachtsbelasting' wordt een belasting geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen.

2 Voor de toepassing van deze wet wordt onder verkrijging mede begrepen de verkrijging van de economische eigendom. Onder economische eigendom wordt verstaan een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen, dat een belang bij die zaken of rechten vertegenwoordigt. Het belang omvat ten minste enig risico van waardeverandering en komt toe aan een ander dan de eigenaar of beperkt gerechtigde. Onder de verkrijging van de economische eigendom van onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen wordt mede verstaan de verkrijging van een samenstel van rechten en verplichtingen dat een belang als hiervoor bedoeld vertegenwoordigt bij een bestanddeel van een onroerende zaak dat zelfstandig aan een recht kan worden onderworpen, dan wel bij een recht waaraan een onroerende zaak kan worden onderworpen.

3 Als verkrijging van economische eigendom wordt niet aangemerkt:

a. de verkrijging van uitsluitend het recht op levering;

b. de verkrijging van het recht op levering van een woning door een natuurlijk persoon in combinatie met de toegang tot die woning of de toestemming om enige werkzaamheden in of aan de woning te verrichten of te laten verrichten voorafgaande aan de verkrijging van die woning, bedoeld in het eerste lid, mits:

1°. de verkrijging van de woning, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt binnen zes maanden na de verkrijging van het recht op die toegang of die toestemming; en

2°. op de verkrijging van de woning het tarief, bedoeld in artikel 14, tweede lid, of de vrijstelling, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, van toepassing is.

4 Voor de toepassing van het derde lid wordt onder «woning» mede verstaan: rechten waaraan een woning is onderworpen, rechten van lidmaatschap als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, voor zover deze betrekking hebben op een woning, en de tot die woning behorende aanhorigheden.

5 Het tweede lid is niet van toepassing bij verkrijging van rechten van deelneming in:

a. een beleggingsfonds;

b. een fonds voor collectieve belegging in effecten;

als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

6 Het vijfde lid is niet van toepassing indien:

a. de verkrijger, al dan niet tezamen met een verbonden lichaam als bedoeld in artikel 4, zesde of zevende lid, of een verbonden natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 4, achtste lid;

b. de verkrijger een natuurlijk persoon is tezamen met zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie;

als gevolg van de verkrijging met inbegrip van de reeds aan hem toebehorende rechten van deelneming en ingevolge dezelfde of een samenhangende overeenkomst nog te verkrijgen rechten, voor ten minste een derde gedeelte belang in het beleggingsfonds of het fonds voor collectieve belegging in effecten heeft.

7 Voor toepassing van het vijfde lid worden verkrijgingen binnen een tijdsverloop van twee jaren door:

a. een natuurlijk persoon, zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en door een lichaam waarin hij, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie, een geheel of nagenoeg geheel belang heeft;

b. een rechtspersoon en door een tot hetzelfde concern als gedefinieerd krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel h, behorend lichaam;

beschouwd als te hebben plaatsgehad ingevolge dezelfde of een samenhangende overeenkomst.

8 Onder verkrijging van rechten als bedoeld in het vijfde lid wordt mede begrepen de verkrijging van de economische eigendom door bestaande deelnemers in een beleggingsfonds of fonds voor collectieve beleggingen in effecten als gevolg van de intrekking van bewijzen van deelgerechtigdheid na gehele of gedeeltelijke uittreding door een andere deelnemer.

9 Voor de toepassing van dit artikel worden onder lichamen verstaan verenigingen, andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen en doelvermogens.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad33x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AU8559

ECLI:NL:HR:2007:AU855923 februari 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BY0548

ECLI:NL:HR:2013:BY054815 maart 2013Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:ZC8109

ECLI:NL:HR:2002:ZC81098 februari 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AD3578

ECLI:NL:HR:2003:AD35786 juni 2003Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtOverdrachtsbelasting
Civiel RechtGoederenrecht, Vastgoedrecht
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:CA0813

ECLI:NL:HR:2013:CA081327 september 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AO3184

ECLI:NL:HR:2004:AO318415 oktober 2004Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtOverdrachtsbelasting, Procesrecht Belastingen
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AD3591

ECLI:NL:HR:2003:AD35916 juni 2003Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BK1045

ECLI:NL:HR:2009:BK104511 december 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:170

ECLI:NL:HR:2020:17014 februari 2020Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BI3724

ECLI:NL:HR:2009:BI37249 oktober 2009Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak