Artikel 8
1. Het minimumloon bedraagt:
a. voor de toepassing van deze wet: per uur € 10,60per 1 juli 2025: € 14,40; b. voor de toepassing van wetten die ten aanzien van de berekening van uitkeringen of tegemoetkomingen naar deze wet verwijzen: over elke uitbetalingstermijn van een maand € 1.653,60per 1 juli 2025: € 2.245,80; c. voor de toepassing van de artikelen 7, 7a, 11, 13, 13a, 15 en 16 wordt naar evenredigheid met een werkweek van 36 uren gerekend met inachtneming van een uitbetalingstermijn van een dag, een week of een maand.
2. Waar in deze wet wordt verwezen naar de in het vorige lid genoemde bedragen, worden als zodanig, indien toepassing is gegeven aan artikel 14, de daarbij laatstelijk in hun plaats gestelde bedragen aangemerkt.
3. In afwijking van het eerste lid bedraagt het minimumloon voor werknemers aan wie het in artikel 7, eerste lid, bedoelde recht is toegekend bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid van dat artikel, een bij die maatregel vast te stellen percentage van de in het eerste lid van het onderhavige artikel genoemde bedragen. Dit percentage kan voor naar leeftijd en tak van bedrijf of beroep te onderscheiden categorieën van deze werknemers verschillend zijn.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van de werknemer die werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs een percentage van de in het eerste lid genoemde bedragen worden vastgesteld. Dit percentage kan voor naar leeftijd te onderscheiden categorieën van deze werknemers verschillend zijn.