Artikel 11.9
1. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste de derde categorie wordt gestraft degene, die
a. handelt in strijd met de artikelen
1°. 1.3; 2°. 2.1, eerste, tweede en vierde lid, 2.3, achtste lid, 2.5, tweede lid, 2.6, derde lid, 2.10, tweede lid, 2.11; 3°. 3.1, 3.2, 3.5, vierde lid, 3.8, tweede lid, 3.16, derde lid, 3.19, eerste lid, 3.19a, eerste en vijfde lid, 3.19c, vierde lid, 3.19e, tweede, derde en vierde lid, 3.19f, vijfde en zevende lid, 3.22, eerste en tweede lid, 3.25, vierde lid, 3.30, tweede lid; 4°. 4.8; 5°. 5.2, 5.3, 5.4, 5.6 tot en met 5.9, 5.10, vijfde lid, 5.16; 6°. 6.59; 7°. 7.4, eerste en tweede lid; 8°. 8.1a, eerste tot en met vierde en zesde lid; 10°. 10.1, tweede en derde lid, 10.2, 10.13, eerste lid; 11°. 11.2a, 11.4, 11.7, eerste lid, en 11.8a voor zover het betreft deartikelen 11.4, tweede lid, en 11.7;
b. handelt in strijd met het bepaalde krachtens de artikelen
1°. 1.5 voor zover het bepaalde betrekking heeft op hoofdstuk III van de basisverordening; 2°. 2.1, derde lid, 2.3, vijfde lid; 3°. 3.7, 3.23, 3,31; 4°. 5.5, 5.11, 5.12, tweede lid; 5°. 8a.50, vijfde lid;
c. handelt in strijd met hetgeen bij of krachtens de basisverordening is bepaald voor zover deze voorschriften bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 1.6 zijn aangewezen als overtreding.
2. De in het eerste lid van dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
3. Handelen in strijd met krachtens deze wet gestelde regels, bedoeld in het eerste lid, onder b, vormt slechts een strafbaar feit voorzover dit in die regels uitdrukkelijk is bepaald.