Artikel 3.42a. Milieu-investeringsaftrek
1. Indien in een kalenderjaar in een onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft, wordt geïnvesteerd in niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen met betrekking waartoe op een door de ondernemer gedaan verzoek door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is verklaard dat sprake is van milieu-investeringen, en de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, wordt een in het derde lid aangewezen percentage van het bedrag aan milieu-investeringen in de onderscheiden categorieën ten laste gebracht van de winst over dat jaar (milieu-investeringsaftrek).
2. Milieu-investeringen zijn investeringen, behorend tot categorie I, II respectievelijk III, die door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister en na overleg met Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij ministeriële regeling zijn aangewezen in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu.
3. De milieu-investeringsaftrek bedraagt voor milieu-investeringen die behoren tot categorie I 45 percent, voor milieu-investeringen die behoren tot categorie II 36 percent en voor milieu-investeringen die behoren tot categorie III 27 percent.
4. Onder de aanschaffings- of voortbrengingskosten ter zake van een milieu-investering als bedoeld in het eerste lid, worden, indien de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, tevens begrepen de kosten van een advies ter zake van:
a. vermindering van emissies, veroorzaakt door bestaande en toekomstige activiteiten in een door de onderneming beheerd, bestaand object; b. het ontwikkelen en aanpassen van processen en producten die leiden tot een vermindering van de belasting van het milieu;
mits dat advies op de aangewezen investering of mede op de aangewezen investering betrekking heeft en voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen.
5. Het vierde lid is slechts van toepassing indien het advies betrekking heeft op een kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van Verordening EG nr. 70/2001.
6. Voorzover met betrekking tot een investering bij de aangifte wordt gekozen voor energie-investeringsaftrek, blijft toepassing van de milieu-investeringsaftrek achterwege.
7. De milieu-investeringsaftrek is slechts van toepassing indien de aangegane verplichtingen of de in het jaar gemaakte voortbrengingskosten zijn aangemeld bij Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
8. Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister:
a. regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring, bedoeld in het eerste lid; en b. regels worden gesteld met betrekking tot het zevende lid.
9. Tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake beroep tegen de verklaring, bedoeld in het eerste lid, kunnen de belanghebbende en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij het College van Beroep voor het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.
Details
[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026. Wijziging(en) zonder datum inwerkingtreding aanwezig. Vervalt op 01-01-2029. Zie het wijzigingenoverzicht]