Artikel 7b
1. De inburgeringsplichtige behaalt binnen drie jaar de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c.
2. De termijn van drie jaar, genoemd in het eerste lid, vangt aan op het moment dat de vreemdeling inburgeringsplichtig wordt.
3. Onze Minister verlengt de termijn van drie jaar, genoemd in het eerste lid:
a. indien de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft ter zake van het niet tijdig behalen van deze onderdelen van het inburgeringsexamen, of b. eenmalig met ten hoogste twee jaren, indien aantoonbaar een alfabetiseringscursus wordt of is gevolgd voor het verstrijken van die termijn.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:4221 - Raad van State - 3 september 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3087 - Raad van State - 9 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10971 - Strikte scheiding tussen ontheffing en verlenging van de inburgeringsplicht - 18 september 2025
De rechtbank Rotterdam oordeelt dat de procedures voor ontheffing en verlenging van de inburgeringsplicht strikt gescheiden zijn. Een aanvraag om ontheffing wordt uitsluitend beoordeeld op de vraag of iemand blijvend niet kan inburgeren, waarbij de staatssecretaris mag afgaan op een concludent medisch advies.