Artikel 8
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de bescherming van de bodem regels worden gesteld met betrekking tot het uitvoeren of gebruik maken van werken op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt, die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten.
2. Hiertoe kunnen behoren regels met betrekking tot:
a. grond- en funderingswerken; b. bodemonderzoek; c. de aanleg van pijpleidingen of andere leidingen; d. het aanbrengen van opslagtanks of reservoirs; e. ontginningen, ontgrondingen of ontgravingen; f. diepe grondbewerking; g. werken in het kader van ontwatering, bronnering of grondwaterwinning; h. werken ten behoeve van een bodemenergiesysteem.
3. Ten aanzien van werken als bedoeld in het tweede lid, onder h, kunnen de in het eerste lid bedoelde regels ook worden gesteld in het belang van een doelmatig gebruik van bodemenergie.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]