Artikel 6
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de bescherming van de bodem regels worden gesteld met betrekking tot het verrichten van handelingen waarbij stoffen die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten, op of in de bodem worden gebracht, ten einde deze aldaar te laten.
2. Hiertoe kunnen behoren regels met betrekking tot:
a. het ter bewaring opslaan van bij die maatregel aan te geven stoffen op of in de bodem; b. het brengen van afvalstoffen op of in de bodem; c. het op of in de bodem doen uitstromen van verontreinigd water of slib; d. het begraven van stoffelijke resten; e. het op de bodem verspreiden van as, afkomstig van de verbranding van stoffelijke resten.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2000:AA6088
ECLI:NL:HR:2018:2247 - Opzet bij Feitelijk Leidinggeven en Geculposeerde Delictsbestanddelen
De Hoge Raad oordeelt dat het opzet van een feitelijk leidinggever niet hoeft te zijn gericht op een delictsbestanddeel waarvoor de wet zelf een lichtere schuldvorm, zoals 'redelijkerwijs kunnen vermoeden', voldoende acht. Dit geldt ook als het economisch delict opzettelijk moet zijn begaan.