Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk III. Belasting op leidingwater
Afdeling 1. Begripsbepalingen
Artikel 12

Artikel 12

Laatste versie

1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. leidingwater: water dat door een drinkwaterbedrijf of een afzonderlijke watervoorziening aan derden ter beschikking wordt gesteld, al dan niet van drinkwaterkwaliteit;

b. drinkwaterbedrijf: drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet;

c. afzonderlijke watervoorziening: landgebonden voorziening, niet zijnde een drinkwaterbedrijf, voor de winning of behandeling van water dat met behulp van een distributienet als leidingwater ter beschikking wordt gesteld;

d. aansluiting: een aansluiting van een in Nederland gelegen onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, op het distributienet van een drinkwaterbedrijf of van een afzonderlijke watervoorziening, waaruit leidingwater aan de verbruiker wordt geleverd; een aansluiting kan bestaan uit een of meer leveringspunten;

e. particuliere installatie voor centrale watervoorziening: installatie voor de levering van water aan meer dan een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, welke installatie permanent is aangesloten op het distributienet van een drinkwaterbedrijf of van een afzonderlijke watervoorziening;

f. verbruiksperiode:

1°. in gevallen waarin een voorschotnota wordt uitgereikt of, indien geen voorschotnota wordt uitgereikt, een voorschotbedrag wordt ontvangen: tijdvak waarop de eindfactuur betrekking heeft;

2°. in overige gevallen: kalenderjaar;

g. eindfactuur: definitieve factuur waarin verrekening plaatsvindt met de voorschotnota’s of voorschotbedragen die betrekking hebben op het tijdvak waarop de factuur ziet;

h. verbruiker: degene die, anders dan in de hoedanigheid van drinkwaterbedrijf of afzonderlijke watervoorziening, leidingwater verkrijgt van een drinkwaterbedrijf of afzonderlijke watervoorziening.

2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel f, onder 2°, is de verbruiksperiode in de aldaar bedoelde gevallen:

a. ingeval de overeenkomst tot levering in de loop van het kalenderjaar aanvangt: het gedeelte van het kalenderjaar vanaf het tijdstip waarop de overeenkomst tot levering aanvangt;

b. ingeval de overeenkomst tot levering in de loop van het kalenderjaar wordt beëindigd: het gedeelte van het kalenderjaar tot het tijdstip waarop de overeenkomst tot levering eindigt.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1995. Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gerelateerde rechtspraak