Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk II. De uitkering bij werkloosheid
§ 3. De betaling van de uitkering
Artikel 30

Artikel 30

Laatste versie

1. Het UWV betaalt de uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat.

2. Het UWV schort de betaling van de uitkering op of schorst de betaling, indien het op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft, dat:

a. het recht op uitkering niet of niet meer bestaat; b. recht op een lagere uitkering bestaat; of c. de werknemer een verplichting, hem op grond van de artikelen 24, 25 of 26 opgelegd, niet is nagekomen.

3. Indien een reïntegratiebedrijf aan het UWV heeft gemeld dat het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon aan wie een uitkering op grond van deze wet is toegekend onvoldoende medewerking verleent aan de op hem betrekking hebbende werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, neemt het UWV een besluit omtrent de gehele of gedeeltelijke opschorting of schorsing van de betaling van de uitkering aan die persoon voor de duur van ten hoogste acht weken.

4. Het UWV stelt het reïntegratiebedrijf in kennis van een besluit tot opschorting of schorsing als bedoeld in het derde lid.