Terug naar bibliotheek
Titel II. Van de straffen en maatregelen
Artikel 7

Artikel 7 (Bijkomende straffen economische delicten)

Laatste versie

De bijkomende straffen zijn:

  1. ontzetting van de rechten, genoemd in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2°, 4° en 5° van het Wetboek van Strafrecht, voor een tijd, de duur der vrijheidsstraf ten minste zes maanden en ten hoogste zes jaren te boven gaande, of, in geval van veroordeling tot geldboete als enige hoofdstraf, voor een tijd van ten minste zes maanden en ten hoogste zes jaren;
  2. vervallen;
  3. gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de veroordeelde, waarin het economische delict is begaan, voor een tijd van ten hoogste een jaar;
  4. verbeurdverklaring van de voorwerpen, genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht;
  5. verbeurdverklaring van voorwerpen, behorende tot de onderneming van de veroordeelde, waarin het economische delict is begaan, voor zover zij soortgelijk zijn aan en met betrekking tot het delict verband houden met die, genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht;
  6. gehele of gedeeltelijke ontzetting van bepaalde rechten of gehele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde voordelen, welke rechten of voordelen de veroordeelde in verband met zijn onderneming van overheidswege zijn of zouden kunnen worden toegekend, voor een tijd van ten hoogste twee jaren;
  7. openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Uitleg in duidelijke taal

De bijkomende straffen zijn:

Dit betekent dat het artikel de volgende bijkomende straffen opsomt die kunnen worden opgelegd.

  1. ontzetting van de rechten, genoemd in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2°, 4° en 5° van het Wetboek van Strafrecht, voor een tijd, de duur der vrijheidsstraf ten minste zes maanden en ten hoogste zes jaren te boven gaande, of, in geval van veroordeling tot geldboete als enige hoofdstraf, voor een tijd van ten minste zes maanden en ten hoogste zes jaren;

Dit betreft de ontzetting van de rechten die specifiek genoemd zijn in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2°, 4° en 5° van het Wetboek van Strafrecht. Deze ontzetting geldt voor een bepaalde periode. Als er een vrijheidsstraf is opgelegd, dan duurt de ontzetting minimaal zes maanden en maximaal zes jaren langer dan de duur der vrijheidsstraf. Indien er alleen een veroordeling tot geldboete als enige hoofdstraf is, dan duurt de ontzetting minimaal zes maanden en maximaal zes jaren.

  1. vervallen;

Dit onderdeel is komen te vervallen en heeft geen juridische inhoud meer.

  1. gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de veroordeelde, waarin het economische delict is begaan, voor een tijd van ten hoogste een jaar;

Dit houdt in dat de onderneming van de veroordeelde, waarbinnen het economische delict is begaan, geheel of gedeeltelijk stilgelegd kan worden. Deze stillegging duurt voor een tijd van ten hoogste een jaar.

  1. verbeurdverklaring van de voorwerpen, genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht;

Dit betreft de verbeurdverklaring van de voorwerpen die specifiek zijn opgesomd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht.

  1. verbeurdverklaring van voorwerpen, behorende tot de onderneming van de veroordeelde, waarin het economische delict is begaan, voor zover zij soortgelijk zijn aan en met betrekking tot het delict verband houden met die, genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht;

Dit is de verbeurdverklaring van voorwerpen die behoren tot de onderneming van de veroordeelde waarin het economische delict is begaan. Dit geldt voor zover zij soortgelijk zijn aan de voorwerpen genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht én met betrekking tot het delict verband houden met die voorwerpen.

  1. gehele of gedeeltelijke ontzetting van bepaalde rechten of gehele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde voordelen, welke rechten of voordelen de veroordeelde in verband met zijn onderneming van overheidswege zijn of zouden kunnen worden toegekend, voor een tijd van ten hoogste twee jaren;

Dit houdt in de gehele of gedeeltelijke ontzetting van bepaalde rechten of de gehele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde voordelen. Het gaat hier om rechten of voordelen die de veroordeelde in verband met zijn onderneming van overheidswege zijn of zouden kunnen worden toegekend. Deze maatregel duurt voor een tijd van ten hoogste twee jaren.

  1. openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Dit betreft de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:3871 - Rechtbank Rotterdam - 21 april 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:387121 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:2232 - Rechtbank Amsterdam - 17 april 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:223217 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2024:188 - Rechtbank Noord-Nederland - 28 januari 2024

ECLI:NL:RBNNE:2024:18828 januari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2003:AF6244 - Hoge Raad - 19 mei 2003

ECLI:NL:HR:2003:AF624419 mei 2003Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:740 - Hoge Raad - 19 mei 2022

ECLI:NL:HR:2022:74019 mei 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBOBR:2024:4960 - Rechtbank Oost-Brabant - 21 oktober 2024

ECLI:NL:RBOBR:2024:496021 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBOBR:2024:4120 - Rechtbank Oost-Brabant - 2 september 2024

ECLI:NL:RBOBR:2024:41202 september 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch

ECLI:NL:GHSHE:2024:2767 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 22 augustus 2024

ECLI:NL:GHSHE:2024:276722 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:3942 - Rechtbank Amsterdam - 1 juli 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:39421 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:3817 - Rechtbank Amsterdam - 26 juni 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:381726 juni 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak