Artikel 48 (Procedure economische politierechter dagvaarding nadere opgave)
1. Op het rechtgeding voor de economische politierechter zijn de artikelen 367 tot en met 381, alsmede 398, onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
1°. in afwijking van artikel 376, eerste lid, indien de dagvaarding enkel inhoudt een korte aanduiding en vermelding als bedoeld in het vorige artikel, de officier van justitie ter terechtzitting bij de aanvang van het onderzoek mondeling of, na voorlezing, schriftelijk nadere opgave van het feit kan doen en alsdan tot die nadere opgave verplicht is, indien naar het oordeel van de rechter de verdachte door die enkele aanduiding en vermelding in zijn verdediging benadeeld zou worden; 2°. schorsing van het onderzoek eveneens geschiedt, indien de officier van justitie uitstel verzoekt voor het doen van nadere opgave van het feit.
2. Het bepaalde in het eerste lid, onder 1°-2°, vindt overeenkomstige toepassing, indien bij dagvaarding voor de meervoudige kamer is volstaan met een korte aanduiding en vermelding als bedoeld in artikel 47.
Uitleg in duidelijke taal
1. Op het rechtgeding voor de economische politierechter zijn de artikelen 367 tot en met 381, alsmede 398, onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
Dit betekent dat voor de rechtszaak (rechtgeding) bij de economische politierechter de artikelen 367 tot en met 381, en ook artikel 398, onderdeel 2°, van het Wetboek van Strafvordering op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) gelden. Echter, hierbij geldt (met dien verstande dat) het volgende:
1°. in afwijking van artikel 376, eerste lid, indien de dagvaarding enkel inhoudt een korte aanduiding en vermelding als bedoeld in het vorige artikel, de officier van justitie ter terechtzitting bij de aanvang van het onderzoek mondeling of, na voorlezing, schriftelijk nadere opgave van het feit kan doen en alsdan tot die nadere opgave verplicht is, indien naar het oordeel van de rechter de verdachte door die enkele aanduiding en vermelding in zijn verdediging benadeeld zou worden;
Dit houdt in dat, anders dan (in afwijking van) wat in artikel 376, eerste lid, staat, de officier van justitie het volgende kan en moet doen. Als de dagvaarding alleen een korte omschrijving en vermelding bevat zoals bedoeld in het voorgaande artikel (artikel 47), dan kan de officier van justitie tijdens de zitting (ter terechtzitting) aan het begin van het onderzoek (bij de aanvang van het onderzoek) mondeling, of na het voorlezen ervan, schriftelijk een meer gedetailleerde beschrijving van het feit (nadere opgave van het feit) geven. De officier van justitie is dan (alsdan) verplicht om deze nadere opgave te doen, als de rechter van mening is (naar het oordeel van de rechter) dat de verdachte door alleen die korte aanduiding en vermelding in zijn verdediging geschaad (benadeeld) zou worden.
2°. schorsing van het onderzoek eveneens geschiedt, indien de officier van justitie uitstel verzoekt voor het doen van nadere opgave van het feit.
Dit betekent dat het onderzoek ook wordt opgeschort (schorsing van het onderzoek eveneens geschiedt) als de officier van justitie vraagt om meer tijd (uitstel verzoekt) om de meer gedetailleerde beschrijving van het feit (nadere opgave van het feit) te geven.
2. Het bepaalde in het eerste lid, onder 1°-2°, vindt overeenkomstige toepassing, indien bij dagvaarding voor de meervoudige kamer is volstaan met een korte aanduiding en vermelding als bedoeld in artikel 47.
Dit betekent dat wat in het eerste lid, onderdelen 1° en 2°, is bepaald (over de nadere opgave van het feit en de schorsing daarvoor), op een vergelijkbare manier (vindt overeenkomstige toepassing) geldt wanneer bij een dagvaarding voor de rechtbank met meerdere rechters (meervoudige kamer) genoegen is genomen (is volstaan) met een korte omschrijving en vermelding zoals bedoeld in artikel 47.