Terug naar bibliotheek
Titel IV. Van voorlopige maatregelen
Artikel 29

Artikel 29 (Voorlopige maatregelen economische delicten)

Laatste versie

1. Indien tegen de verdachte ernstige bezwaren zijn gerezen en tevens de belangen, welke door het vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, een onmiddellijk ingrijpen vereisen, kan het gerecht in alle zaken, economische delicten betreffende, met uitzondering van die, bedoeld in artikel 6, derde lid, vóór de behandeling ter terechtzitting, op de vordering van het openbaar ministerie, en, indien de zaak te zijner zitting wordt behandeld, mede ambtshalve, als voorlopige maatregel bevelen:

a. gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de verdachte, waarin het economische delict wordt vermoed te zijn begaan; b. onderbewindstelling van de onderneming van de verdachte, waarin het economische delict wordt vermoed te zijn begaan; c. gehele of gedeeltelijke ontzetting van bepaalde rechten of gehele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde voordelen, welke rechten of voordelen de verdachte in verband met zijn onderneming van overheidswege zijn of zouden kunnen worden toegekend; d. dat de verdachte zich onthoude van bepaalde handelingen; e. dat de verdachte zorg drage, dat in het bevel aangeduide voorwerpen, welke vatbaar zijn voor inbeslagneming, opgeslagen en bewaard worden ter plaatse, in het bevel aangegeven.

2. Op de vorengenoemde bevelen is artikel 10, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

3. De vorengenoemde bevelen verliezen hun kracht door een tijdsverloop van zes maanden en blijven uiterlijk van kracht totdat de rechterlijke einduitspraak in de zaak, waarin zij zijn gegeven, onherroepelijk is geworden. Zij kunnen door het gerecht, waarvoor de zaak wordt vervolgd, eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd en worden gewijzigd of opgeheven. Het gerecht kan dit doen ambtshalve, op de vordering van het openbaar ministerie en, voor wat betreft wijziging of opheffing van de bevelen, tevens op het verzoek van de verdachte; deze wordt steeds gehoord, althans behoorlijk opgeroepen, tenzij:

1°. het gerecht reeds aanstonds tot wijziging overeenkomstig het verzoek van de verdachte dan wel tot opheffing besluit; 2°. nog geen twee maanden zijn verstreken sedert op een vorig verzoek van de verdachte van gelijke strekking is beslist.

Het gerecht beslist op een verzoek van de verdachte binnen vijf dagen, nadat het ter griffie is ingediend.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien tegen de verdachte ernstige bezwaren zijn gerezen en tevens de belangen, welke door het vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, een onmiddellijk ingrijpen vereisen, kan het gerecht in alle zaken, economische delicten betreffende, met uitzondering van die, bedoeld in artikel 6, derde lid, vóór de behandeling ter terechtzitting, op de vordering van het openbaar ministerie, en, indien de zaak te zijner zitting wordt behandeld, mede ambtshalve, als voorlopige maatregel bevelen:

Dit lid stelt dat het gerecht als voorlopige maatregel bepaalde bevelen kan uitvaardigen in alle zaken die economische delicten betreffen, behalve de zaken die genoemd worden in artikel 6, derde lid. Dit kan plaatsvinden vóór de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Er zijn twee voorwaarden: er moeten ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn ontstaan én de belangen die beschermd worden door het voorschrift dat vermoedelijk is overtreden, moeten een onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maken. Het gerecht kan deze bevelen uitvaardigen op vordering van het openbaar ministerie. Als de zaak al bij het gerecht in behandeling is, kan het gerecht dit ook ambtshalve (uit eigen beweging) doen. De volgende bevelen kunnen worden gegeven:

a. gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de verdachte, waarin het economische delict wordt vermoed te zijn begaan;

Dit betekent een bevel tot het geheel of gedeeltelijk stopzetten van de activiteiten van de onderneming van de verdachte. Het betreft de onderneming waarbinnen het vermoeden bestaat dat het economische delict is gepleegd.

b. onderbewindstelling van de onderneming van de verdachte, waarin het economische delict wordt vermoed te zijn begaan;

Dit betekent een bevel tot het onder bewind stellen van de onderneming van de verdachte. Het betreft de onderneming waarbinnen het vermoeden bestaat dat het economische delict is gepleegd.

c. gehele of gedeeltelijke ontzetting van bepaalde rechten of gehele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde voordelen, welke rechten of voordelen de verdachte in verband met zijn onderneming van overheidswege zijn of zouden kunnen worden toegekend;

Dit betekent een bevel tot het geheel of gedeeltelijk ontnemen van bepaalde rechten aan de verdachte, of het geheel of gedeeltelijk weigeren van bepaalde voordelen aan de verdachte. Het gaat hierbij om rechten of voordelen die de verdachte in relatie tot zijn onderneming van de overheid heeft ontvangen of zou kunnen ontvangen.

d. dat de verdachte zich onthoude van bepaalde handelingen;

Dit betekent een bevel dat de verdachte bepaalde, in het bevel omschreven, handelingen niet mag verrichten.

e. dat de verdachte zorg drage, dat in het bevel aangeduide voorwerpen, welke vatbaar zijn voor inbeslagneming, opgeslagen en bewaard worden ter plaatse, in het bevel aangegeven.

Dit betekent een bevel dat de verdachte ervoor moet zorgen dat voorwerpen die in het bevel zijn gespecificeerd en die in beslag genomen kunnen worden, worden opgeslagen en bewaard op de locatie die in het bevel is aangegeven.

2. Op de vorengenoemde bevelen is artikel 10, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat artikel 10, eerste lid, van deze wet op een vergelijkbare wijze (van overeenkomstige toepassing) geldt voor de hiervoor genoemde bevelen.

3. De vorengenoemde bevelen verliezen hun kracht door een tijdsverloop van zes maanden en blijven uiterlijk van kracht totdat de rechterlijke einduitspraak in de zaak, waarin zij zijn gegeven, onherroepelijk is geworden. Zij kunnen door het gerecht, waarvoor de zaak wordt vervolgd, eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd en worden gewijzigd of opgeheven. Het gerecht kan dit doen ambtshalve, op de vordering van het openbaar ministerie en, voor wat betreft wijziging of opheffing van de bevelen, tevens op het verzoek van de verdachte; deze wordt steeds gehoord, althans behoorlijk opgeroepen, tenzij:

Dit lid regelt de geldigheidsduur en de mogelijkheid tot wijziging of opheffing van de eerdergenoemde bevelen. De bevelen verliezen hun geldigheid (kracht) na verloop van zes maanden. Ze blijven echter uiterlijk geldig totdat de definitieve rechterlijke uitspraak in de betreffende zaak onherroepelijk is geworden (niet meer vatbaar voor beroep). Het gerecht dat de zaak behandelt, kan deze bevelen eenmalig met maximaal zes maanden verlengen. Het gerecht kan ze ook wijzigen of opheffen. Dit kan het gerecht doen uit eigen beweging (ambtshalve), op eis (vordering) van het openbaar ministerie, en, als het gaat om wijziging of opheffing, ook op verzoek van de verdachte. De verdachte wordt hierover altijd gehoord, of tenminste correct opgeroepen, behalve in de volgende gevallen:

1°. het gerecht reeds aanstonds tot wijziging overeenkomstig het verzoek van de verdachte dan wel tot opheffing besluit;

Dit betekent dat de verdachte niet gehoord hoeft te worden indien het gerecht onmiddellijk (reeds aanstonds) besluit het bevel te wijzigen conform het verzoek van de verdachte, of indien het gerecht onmiddellijk besluit het bevel op te heffen.

2°. nog geen twee maanden zijn verstreken sedert op een vorig verzoek van de verdachte van gelijke strekking is beslist.

Dit betekent dat de verdachte niet gehoord hoeft te worden indien er minder dan twee maanden zijn verstreken sinds er een beslissing is genomen op een eerder verzoek van de verdachte dat over hetzelfde onderwerp (van gelijke strekking) ging.

Het gerecht beslist op een verzoek van de verdachte binnen vijf dagen, nadat het ter griffie is ingediend.

Dit deel van het lid bepaalt dat het gerecht een beslissing moet nemen op een verzoek van de verdachte binnen een termijn van vijf dagen, gerekend vanaf de dag nadat het verzoek bij de administratie van het gerecht (ter griffie) is ingediend.