Artikel 5.13
De ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van strafbaar gestelde feiten ter zake van het bepaalde bij of krachtens: a. deze wet met betrekking tot activiteiten als bedoeld in:
1°. artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c, d, e, voorzover deze betrekking hebben op gevaarlijke afvalstoffen, f, g en h, 2°. artikel 2.1, eerste lid, onder i, voor zover dat bij de betrokken algemene maatregel van bestuur is bepaald, en 3°. artikel 2.2, voor zover dat bij de betrokken verordening is bepaald,
b. de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, c. de Wet milieubeheer:
– ten aanzien van gevaarlijke afvalstoffen en – ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van Verordening (EU) nr. 2019/1020 (verordening) van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG (richtlijn) en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 (verordening) en (EU) nr. 305/2011 (verordening) (PbEU 2019 L169), voor zover het gaat om handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
1°. de titels 9.3, 9.3a en 9.4, 2°. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen, 3°. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, 4°. de EG-verordening EU-milieukeur of 5°. de titels 2.5, 9.2 en 9.5, voor zover daarbij uitvoering wordt gegeven aan een internationale verplichting,
d. de Wet ruimtelijke ordening en e. de hoofdstukken I tot en met III van de Woningwet, zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]