Terug naar bibliotheek
Authentiek : NL
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
DERDE DEEL. HET BELEID EN INTERN OPTREDEN VAN DE UNIE
TITEL V. DE RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT
HOOFDSTUK 2. BELEID INZAKE GRENSCONTROLES, ASIEL EN IMMIGRATIE
Artikel 77

Artikel 77 (EU beleid grenscontroles en vrij verkeer)

Laatste versie

1. De Unie ontwikkelt een beleid dat tot doel heeft:

a. het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen; b. te zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen; c. geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten.

2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor:

a. het gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur; b. de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen; c. de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een korte periode vrij in de Unie kunnen reizen; d. de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen; e. het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen.

3. Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de uitoefening van het in artikel 20, lid 2, onder a, bedoelde recht te vergemakkelijken, kan de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, bepalingen inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfsvergunningen en daarmee gelijkgestelde documenten vaststellen, tenzij de Verdragen in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.

4. Dit artikel laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake de geografische afbakening van hun grenzen overeenkomstig het internationaal recht onverlet.

Uitleg in duidelijke taal

1. De Unie ontwikkelt een beleid dat tot doel heeft:

Dit betekent dat de Europese Unie een strategie en regels (een beleid) ontwikkelt met de volgende doelstellingen:

a. het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen;

Dit houdt in dat het beleid erop gericht is te voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, worden gecontroleerd wanneer zij de grenzen tussen de lidstaten van de Unie (de binnengrenzen) overschrijden.

b. te zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen;

Dit betekent dat het beleid tot doel heeft te zorgen voor de controle van personen en voor doeltreffende (efficiënte) bewaking wanneer personen de grenzen van de Unie met niet-lidstaten (de buitengrenzen) overschrijden.

c. geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten.

Dit houdt in dat het beleid streeft naar het stap voor stap (geleidelijk) opzetten van een gezamenlijk en samenhangend (geïntegreerd) systeem voor het beheer van de buitengrenzen.

2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor:

Dit betekent dat, om de doelen genoemd in lid 1 te realiseren, het Europees Parlement en de Raad, via de standaardprocedure voor het maken van wetten (de gewone wetgevingsprocedure), specifieke acties en regels (maatregelen) vaststellen betreffende:

a. het gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur;

Dit betreft maatregelen voor een gezamenlijk beleid van de Unie met betrekking tot visa en andere officiële documenten die toestemming geven voor een kort verblijf (verblijfstitels van korte duur).

b. de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen;

Dit betreft maatregelen voor de controles die personen moeten ondergaan wanneer zij de buitengrenzen van de Unie overschrijden.

c. de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een korte periode vrij in de Unie kunnen reizen;

Dit betreft maatregelen voor de condities (voorwaarden) waaronder burgers van landen die geen lid zijn van de Unie (onderdanen van derde landen) voor een korte tijd vrij binnen de Unie mogen reizen.

d. de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen;

Dit betreft maatregelen voor het stap voor stap (geleidelijk) invoeren van een gezamenlijk en samenhangend (geïntegreerd) systeem voor het beheer van de buitengrenzen.

e. het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen.

Dit betreft maatregelen om te voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, worden gecontroleerd wanneer zij de grenzen tussen de lidstaten van de Unie (de binnengrenzen) overschrijden.

3. Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de uitoefening van het in artikel 20, lid 2, onder a, bedoelde recht te vergemakkelijken, kan de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, bepalingen inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfsvergunningen en daarmee gelijkgestelde documenten vaststellen, tenzij de Verdragen in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.

Dit betekent dat als actie van de Unie (een optreden) nodig is om het voor burgers makkelijker te maken hun recht, zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, onder a (het recht om vrij te reizen en te verblijven binnen de Unie), uit te oefenen, de Raad regels (bepalingen) kan vaststellen. Deze regels kunnen gaan over paspoorten, identiteitskaarten, verblijfsvergunningen en documenten die daaraan gelijkgesteld zijn. Dit gebeurt via een speciale procedure voor wetgeving (een bijzondere wetgevingsprocedure). Dit is alleen mogelijk als de Europese Verdragen hierin niet al de nodige bevoegdheden (daartoe vereiste bevoegdheden) bieden. De Raad neemt zo'n besluit unaniem (met eenparigheid van stemmen), nadat het Europees Parlement om advies is gevraagd (na raadpleging van het Europees Parlement).

4. Dit artikel laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake de geografische afbakening van hun grenzen overeenkomstig het internationaal recht onverlet.

Dit betekent dat dit artikel geen afbreuk doet aan (laat onverlet) de bevoegdheid van de lidstaten om zelf de geografische grenzen van hun land vast te stellen, zolang dit gebeurt in overeenstemming met de regels van het internationaal recht.