Artikel 67 (Algemene bepalingen Ruimte Vrijheid Veiligheid Recht)
1. De Unie is een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd.
2. De Unie zorgt ervoor dat aan de binnengrenzen geen personencontroles worden verricht en zij ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel, immigratie en controle aan de buitengrenzen, dat gebaseerd is op solidariteit tussen de lidstaten en dat billijk is ten aanzien van de onderdanen van derde landen. Voor de toepassing van deze titel worden staatlozen gelijkgesteld met onderdanen van derde landen.
3. De Unie streeft ernaar een hoog niveau van veiligheid te waarborgen, door middel van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en van racisme en vreemdelingenhaat, maatregelen inzake coördinatie en samenwerking tussen de politiële en justitiële autoriteiten in strafzaken en andere bevoegde autoriteiten, alsmede door de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken en, zo nodig, door de onderlinge aanpassing van de strafwetgevingen.
4. De Unie vergemakkelijkt de toegang tot de rechter, met name door het beginsel van wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke beslissingen in burgerlijke zaken.
Uitleg in duidelijke taal
1. De Unie is een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd.
Dit lid stelt dat de Unie een gebied vormt waar vrijheid, veiligheid en recht heersen. Binnen deze ruimte worden de grondrechten en de diverse rechtsstelsels en tradities van de lidstaten gerespecteerd (geëerbiedigd).
2. De Unie zorgt ervoor dat aan de binnengrenzen geen personencontroles worden verricht en zij ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel, immigratie en controle aan de buitengrenzen, dat gebaseerd is op solidariteit tussen de lidstaten en dat billijk is ten aanzien van de onderdanen van derde landen. Voor de toepassing van deze titel worden staatlozen gelijkgesteld met onderdanen van derde landen.
Dit lid bepaalt dat de Unie ervoor zorgt dat er aan de grenzen binnen de Unie (binnengrenzen) geen controles van personen plaatsvinden. De Unie ontwikkelt ook een gezamenlijk (gemeenschappelijk) beleid voor asiel, immigratie en de controle aan de grenzen met landen buiten de Unie (buitengrenzen). Dit beleid moet gebaseerd zijn op solidariteit tussen de lidstaten en moet rechtvaardig (billijk) zijn ten opzichte van burgers (onderdanen) van landen buiten de EU (derde landen). Voor de toepassing van deze titel (dit deel van het verdrag) worden personen zonder nationaliteit (staatlozen) gelijkgesteld aan, oftewel op dezelfde manier behandeld als, onderdanen van derde landen.
3. De Unie streeft ernaar een hoog niveau van veiligheid te waarborgen, door middel van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en van racisme en vreemdelingenhaat, maatregelen inzake coördinatie en samenwerking tussen de politiële en justitiële autoriteiten in strafzaken en andere bevoegde autoriteiten, alsmede door de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken en, zo nodig, door de onderlinge aanpassing van de strafwetgevingen.
Dit lid geeft aan dat de Unie ernaar streeft een hoog niveau van veiligheid te garanderen (waarborgen). Dit doet zij door middel van maatregelen om criminaliteit, racisme en vreemdelingenhaat te voorkomen en te bestrijden. Ook neemt zij maatregelen betreffende (inzake) de coördinatie en samenwerking tussen de politie (politiële autoriteiten) en justitie (justitiële autoriteiten) in strafzaken en andere daartoe bevoegde autoriteiten. Daarnaast streeft de Unie naar de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken en, indien dat nodig is, naar het op elkaar afstemmen (onderlinge aanpassing) van de strafwetgevingen van de lidstaten.
4. De Unie vergemakkelijkt de toegang tot de rechter, met name door het beginsel van wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke beslissingen in burgerlijke zaken.
Dit lid stelt dat de Unie het makkelijker maakt (vergemakkelijkt) voor personen om toegang te krijgen tot de rechter. Dit gebeurt in het bijzonder (met name) door het principe (beginsel) van wederzijdse erkenning van beslissingen van rechters (gerechtelijke beslissingen) en beslissingen die buiten de rechter om zijn genomen (buitengerechtelijke beslissingen) in civiele (burgerlijke) zaken.