Artikel 56 (Verbod beperkingen vrij dienstenverkeer Unie)
In het kader van de volgende bepalingen zijn de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie verboden ten aanzien van de onderdanen der lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht. Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing verklaren ten gunste van de onderdanen van een derde staat die diensten verrichten en binnen de Unie zijn gevestigd.
Uitleg in duidelijke taal
In het kader van de volgende bepalingen zijn de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie verboden ten aanzien van de onderdanen der lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.
Dit betekent dat, binnen het raamwerk van de hiernavolgende regels (de volgende bepalingen), het verboden is om beperkingen op te leggen aan het vrij verrichten van diensten binnen de Europese Unie. Dit verbod geldt specifiek voor de onderdanen van de lidstaten (burgers of bedrijven) die gevestigd zijn in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de ontvanger van de dienst (degene te wiens behoeve de dienst wordt verricht) gevestigd is.
Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing verklaren ten gunste van de onderdanen van een derde staat die diensten verrichten en binnen de Unie zijn gevestigd.
Dit houdt in dat het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid hebben om, via de standaard wetgevingsprocedure (de gewone wetgevingsprocedure), de regels van dit hoofdstuk (over het vrij verrichten van diensten) ook van toepassing te verklaren op onderdanen van een land dat geen lid is van de Europese Unie (een derde staat). Deze mogelijkheid geldt voor die onderdanen van een derde staat die diensten verrichten en die binnen de Unie gevestigd zijn.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:1674 - Hoge Raad: voorwaarden voor teruggaaf dividendbelasting aan buitenlandse beleggingsfondsen
De Hoge Raad oordeelt dat een buitenlands beleggingsfonds recht kan hebben op teruggaaf van dividendbelasting. De weigering is een ongerechtvaardigde beperking van kapitaalverkeer. Rechtsherstel is mogelijk via een teruggaaf, verminderd met een door de rechter vast te stellen 'vervangende betaling' aan de Nederlandse staat.
ECLI:NL:HR:2021:506 - Afdrachtvermindering dividendbelasting: geen belemmering vrij kapitaalverkeer voor buitenlandse fondsen
De afdrachtvermindering dividendbelasting is geen verboden belemmering van het vrije kapitaalverkeer voor buitenlandse beleggingsinstellingen. Anders dan de oude teruggaafregeling, is de afdrachtvermindering economisch wezenlijk anders en gekoppeld aan de Nederlandse heffingsbevoegdheid over uitdelingen, wat de ongelijke behandeling rechtvaardigt.
ECLI:NL:HR:2008:BA3823
ECLI:NL:HR:2010:BJ9092
ECLI:NL:HR:2020:2097 - Teruggave dividendbelasting buitenlandse doelvermogens en geldigheid aandeelhouderseisen
Een buitenlands beleggingsfonds dat kwalificeert als 'doelvermogen' heeft recht op teruggave van dividendbelasting. De aandeelhouderseisen voor fiscale beleggingsinstellingen, die collectiviteit waarborgen, vormen geen ongerechtvaardigde belemmering van het vrije kapitaalverkeer en zijn dus toegestaan onder EU-recht.
ECLI:NL:HR:2016:1350 - Renteaftrekbeperking, zakelijkheidstoets en grensoverschrijdende fiscale eenheid
De Hoge Raad legt de criteria voor de zakelijkheidstoets en de compenserende heffing onder artikel 10a Vpb nader uit en vraagt het Hof van Justitie EU of de vrijheid van vestiging zich verzet tegen het weigeren van renteaftrek bij een buitenlandse dochtervennootschap.
ECLI:NL:HR:2015:472
ECLI:NL:HR:2015:471
ECLI:NL:HR:2017:342 - Vergelijkbaarheid buitenlands beleggingsfonds met fbi-regime onder EU-recht
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie EU of het Unierecht zich verzet tegen de Nederlandse fiscale beleggingsinstelling (fbi)-regeling, die teruggaaf van dividendbelasting weigert aan een buitenlands beleggingsfonds omdat dit fonds geen Nederlandse dividendbelasting inhoudt, niet aan de aandeelhouderseisen voldoet of de winst niet uitkeert.